ECLI:NL:RBDHA:2023:15676

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.27397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van kwetsbare lhbti-man met psychische problematiek in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2023, wordt het beroep van eiser, een kwetsbare lhbti-man met complexe PTSS en verhoogd suïciderisico, tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 4 september 2023 afgewezen, met het argument dat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R. Balkenende, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door S. Alberts.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet op juiste wijze heeft gehandeld in het licht van het arrest C.K. van het Europees Hof van Justitie. Eiser heeft overtuigend aangetoond dat hij in België een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het EU-Handvest. De rechtbank wijst op de medische rapporten die wijzen op een verhoogd suïciderisico en de angst van eiser om naar België terug te keren, waar hij eerder ongeschikte opvang heeft ervaren.

De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en bepaalt dat deze een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.674,- worden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om adequaat te reageren op de kwetsbaarheid van asielzoekers en de verplichtingen die voortvloeien uit de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27397

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Balkenende),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: S. Alberts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van
4 september 2023 niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door de gemachtigde. Namens de staatssecretaris is de gemachtigde verschenen. Ook is er een tolk verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat België verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat het besluit tot het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag niet in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij België een verzoek om terugname gedaan. België heeft dit verzoek aanvaard.
5. De staatssecretaris heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) gevraagd om hem te adviseren over de medische situatie van eiser. Op 31 juli 2023 is een BMA-advies uitgebracht, waarin geconcludeerd is dat een overdracht onder voorwaarden mogelijk is.
Standpunten van eiser
6. Eiser voert aan dat ten aanzien van België niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De opvang van alleenstaande mannen in België kan momenteel niet worden gegarandeerd. In de brief van 9 maart 2023 hebben de Belgische autoriteiten aangegeven dat kwetsbaren, daaronder begrepen lhbtiq+ en mensen met psychiatrische problemen, onmiddellijk een opvangplaats krijgen toegewezen. Die kwetsbaarheid wordt echter per geval onderzocht. Dit leidt er volgens eiser toe dat niet zonder meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Voorafgaand aan de overdracht zullen eerst aanvullende garanties van de Belgische autoriteiten verkregen moeten worden, waaruit volgt dat zij de kwetsbaarheid van eiser onderkennen en dat zij hem ook daadwerkelijk een voor hem geschikte opvangplek zullen toekennen, aldus eiser.
6.1.
Eiser betoogt dat hij eerder in België, deels in voor hem ongeschikte opvang en op straat heeft moeten leven. Pas op 18 augustus 2022 is door tussenkomst van een vonnis van de Belgische rechter vastgesteld dat eiser als kwetsbaar moet worden beschouwd en is de Fedasil opgedragen hem geschikte opvang te bieden. In de tussentijd heeft eiser geen, ofwel inadequate opvang gehad, hetgeen niet conform de Opvangrichtlijn is, aldus eiser. Eiser betoogt dat de brieven van de Belgische autoriteiten van maart 2023 inmiddels verouderd zijn en dat inzicht in de actuele opvangsituatie vereist is om vast te kunnen stellen of nog van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Volgens eiser is de besluitvorming op dit punt onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd.
6.2.
Eiser doet daarnaast een beroep op het arrest C.K [2] . Volgens eiser wordt in het bestreden besluit niet voldaan aan de voorwaarden die in dat arrest worden gesteld. Volgens eiser heeft de staatssecretaris de opmerkingen van KleurGGZ in de brief van 9 juli 2023 en de conclusies van het BMA-rapport niet kenbaar betrokken bij de conclusie dat geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in het arrest C.K.
Oordeel van de rechtbank
Toetsingskader
7. De rechtbank overweegt allereerst dat ten aanzien van België in zijn algemeenheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
7.1.
Uit het arrest C.K. volgt voorts dat, ook als van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan, overdracht in het kader van de Dublinverordening op zichzelf een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest kan opleveren. Dit kan met name voorkomen als de overdracht van een vreemdeling met bijzonder ernstige psychische of lichamelijke problemen een ernstige verslechtering van zijn of haar gezondheidstoestand tot gevolg zal hebben, zodat er een situatie ontstaat zoals bedoeld in artikel 4 Handvest. Of dit zo is, moet volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) worden beoordeeld bij de beslissing over de overdracht van die asielzoeker. Als een asielzoeker objectieve gegevens overlegt die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en ook de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen daarvoor van een overdracht aantonen, bijvoorbeeld door aan te tonen met stukken van zijn behandelaren dat er een reëel of hoog risico op suïcide bestaat als gevolg van zijn overdracht, moet de IND bij het nemen van het overdrachtsbesluit beoordelen wat het risico is dat die gevolgen zich voordoen. [3]
7.2.
In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat eiser in België een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het EU-Handvest. Bij voorkomende problemen in België kan eiser klagen bij de Belgische autoriteiten. De staatssecretaris erkent dat uit
interim measuresdie zijn getroffen volgt dat de Belgische opvang momenteel onder grote druk staat. Uit openbare bronnen, alsmede informatie van de Belgische autoriteiten zelf, kan volgens de staatssecretaris echter niet worden geconcludeerd dat de tekortkomingen in de opvang in België de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid als bedoeld in het arrest Jawo bereiken. Zo blijkt volgens de staatssecretaris niet dat de Belgische autoriteiten onverschillig staan tegenover de tekorten in de opvang. Er worden meer opvangplekken gerealiseerd en er wordt ingestoken op het sneller laten door- en uitstromen van vreemdelingen die niet langer in aanmerking komen voor opvang bij Fedasil. Ook wordt bij het toekennen van opvang voorrang gegeven aan kwetsbare groepen. Omdat eiser tot de lgbtqi+-gemeenschap behoort en hij tevens psychische klachten ondervindt, zal hij als zijnde kwetsbare asielzoeker onmiddellijk in aanmerking komen voor opvang, aldus de staatssecretaris.
7.3.
Ten aanzien van het gedane beroep op het arrest C.K. heeft de staatssecretaris overwogen dat van een situatie zoals bedoeld in dat arrest niet is gebleken. Het BMA heeft in het advies van 31 juli 2023 geconcludeerd dat eiser weliswaar medische klachten heeft, maar dat uit zijn omstandigheden niet blijkt dat een overdracht zal leiden tot een ernstige verslechtering van de gezondheidstoestand. Verder kan eiser volgens het BMA onder voorwaarden reizen. Voor zover eiser direct na de reis een psychiatrische behandeling nodig heeft, wordt overwogen dat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag worden uitgegaan dat België aan eiser de psychiatrische hulp kan bieden die gelijkwaardig is aan de hulp die hij in Nederland kan krijgen.
In zijn verweerschrift heeft de staatsecretaris, in het licht van de medische omstandigheden en de kwetsbaarheid van eiser, een toezegging gedaan dat in eisers geval niet tot overdracht wordt overgaan tot het moment dat van de Belgische autoriteiten informatie is ontvangen dat hij bij overdracht aan België voor opvang in aanmerking komt.
7.4.
Bij zijn zienswijze heeft eiser diverse medische stukken van zijn behandelaren overgelegd om aannemelijk te maken dat er een reëel risico bestaat op onomkeerbare gevolgen voor zijn gezondheidstoestand bij overdracht aan België. De rechtbank stelt vast dat uit die stukken een beeld van eiser als een kwetsbare man naar voren komt die in recente jaren diverse suïcidepogingen heeft gedaan. In het rapport van 27 juli 2022 van een Belgische arts staat vermeld dat er aanwijzingen zijn voor “impulsief gedrag” met betrekking tot de suïcidaliteit.
7.5.
In het BMA-advies van 31 juli 2023 worden de klachten van eiser als volgt omschreven:
“Uit de beschikbare medische informatie verkregen van de gemachtigde behandelaars komt naar voren dat er bij betrokkene sprake is van psychiatrische problematiek op basis van een
complexe PTSS (posttraumatische stressstoornis) en een dysthyme stoornis (chronische depressiviteit) met suïcidaliteit. Betrokkene heeft in de afgelopen jaren meermalen (ernstige) suïcidepogingen ondernomen. (…) Wel worden de diagnoses schizotypische persoonlijkheidsstoornis en/of ADHD door de huidige behandelaar overwogen; een PTSS-behandeling kan hier uitsluitsel in bieden, echter is daarvoor een enigszins stabiele en veilige behandelbasis nodig, aldus de huidige behandelaar. De behandelaar voegt daaraan toe dat “angst voor terugkeer naar België, starten van een traumabehandeling nu niet mogelijk maakt”. Uit de medische informatie komt naar voren dat betrokkene sinds 2015 meerdere suïcidepogingen deed en ook meermalen is opgenomen in psychiatrische klinieken (o.a. in Frankrijk en Duitsland) i.v.m. psychische decompensatie met angstklachten en suïcide-gedachten / plannen. Meest recente suïcidepoging was in maart 2023 n.a.v. blootstelling aan seksueel geweld. Er is thans nog altijd sprake van een verhoogd suïciderisico, met wisselend suïcidegedachten.”
7.6.
De BMA-arts concludeert in het rapport verder dat eiser niet kan reizen, tenzij hij gedurende de reis wordt begeleid door een psychiatrisch verpleegkundige en er direct na de reis een fysieke overdracht kan plaatsvinden. Op de vraag welke medische reisvoorwaarden bij de reis noodzakelijk zijn, antwoordt de BMA-arts als volgt:

Ik heb wel aanwijzingen dat enige medische voorziening noodzakelijk is, namelijk: Voor de reis: fit-to-travel beoordeling t.a.v. de psychiatrische klachten. Tijdens de reis: begeleiding door een psychiatrisch verpleegkundige. Direct na de reis: fysieke overdracht aan een psychiater /psychiatrische instelling die de psychiatrische behandeling kan voortzetten en direct na de reis kan inschatten hoe betrokkene de reis doorstaan heeft en een inschatting kan maken van het actuele suïcidaliteitsrisico. Aanbevolen wordt, dat betrokkene een schriftelijke overdracht van de medische gegevens meeneemt (zoals bijvoorbeeld een ingevuld Europees Medisch Paspoort) en om de medicatie te continueren tijdens de reis en voldoende medicatie mee te nemen om de periode van de reis te overbruggen.”
7.7.
De Belgische rechtbank heeft, naar aanleiding van een door eiser aangespannen rechtszaak in verband met het uitblijven van een plek in een voor hem geschikte opvang, in de uitspraak van 18 augustus 2022 geoordeeld dat eiser opvang nodig heeft die beantwoordt aan zijn fysieke en mentale kwetsbaarheid. Daartoe is onder meer het volgende overwogen:
(…)
“De mentale kwetsbaarheid en kwetsbaarheid van eiser brachten [de Belgische arts] ertoe contact op te nemen met het opvangcentrum in Alsemberg. In zijn verklaring van 14 juli schreef hij dat: "de betrokkene zoveel mogelijk in een rustige omgeving moet verblijven, bv. een centrum aangepast aan lhbtqi of indien mogelijk een eenpersoonskamer".
(…)
“Op 05-08-2022 heeft een medebewoner eiser verkracht in de gemeenschappelijke douches van het centrum. De feiten waarvan eiser aangifte heeft gedaan zijn, als ze worden vastgesteld, zo ernstig dat ze uiteraard een grote impact hebben op zijn toch al fragiele geestelijke toestand”.
(…)
“Bijgevolg gelasten wij het Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers om, vanaf de betekening van deze beschikking, aan de extreme kwetsbaarheid van [eiser] aangepaste huisvesting ter beschikking te stellen in een middelgroot opvangcentrum of in een kleine Lokaal Opvanginitiatief, of in een hotel of elke andere geschikte instelling indien er geen plaats beschikbaar is, en om hem te voorzien van aangepaste huisvesting (…)”
7.8.
In de uitspraak van de Belgische rechter staat daarnaast vermeld dat eiser op
11 augustus 2022 na een paniekaanval is opgenomen in een Belgisch ziekenhuis. De Belgische rechter overweegt in dat kader als volgt:
“Zodra hij de CHU Saint-Pierre verlaat, dat hem niet voor onbepaalde tijd kan opnemen, zal [eiser] op straat komen te staan omdat het Opvangcentrum van Sint-Niklaas (Westakkers) ongeschikt is (wat het centrum van Westakkers niet betwist, want het heeft hem toestemming gegeven om het centrum te verlaten met behoud van zijn inschrijving), terwijl hij toch een asielzoeker in een zeer kwetsbare situatie is. Een kwetsbaar persoon op straat laten staan is in strijd met artikel 3 EVRM (EHRM, M.S.S. tegen België, 21 januari 2011).”
7.9.
Eiser is in Nederland sinds 16 juni 2023 in behandeling bij KleurGGZ. De behandelend psycholoog en psychiater geven in de brief van 9 juli 2023 de volgende samenvatting van de behandeling:
“(…) Het is voor ons nog onduidelijk of we het overgrote deel van zijn gedrag en symptomen alleen vanuit PTSS moeten verklaren, of dat er tevens sprake is van een schizotypische persoonlijkheidsstoornis. Een PTSS behandeling kan hier uitsluitsel in bieden. Daarvoor is echter een enigszins stabiele, veilige behandelbasis nodig. Patiënt geeft aan dat hij waarschijnlijk naar België terug moet en omschrijft dat hij zich daar zeer onveilig heeft gevoeld. De angst voor terugkeer naar België maakt starten van een traumabehandeling nu niet mogelijk.”
8. De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde medische stukken en het BMA- rapport volgt dat er bij eiser sprake is van een verhoogd suïciderisico, en dat in het (recente) verleden diverse malen (ernstige) suïcidepogingen zijn ondernomen. Daarnaast komt naar voren dat er sprake is van een grote angst bij eiser om naar België overgedragen te worden. Het vorenstaande brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in België een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het EU-Handvest.
8.1.
In zijn verweerschrift heeft de staatssecretaris de volgende toelichting gegeven ten aanzien van de overdracht van eiser als kwetsbare vreemdeling:
“Voor overdracht van kwetsbare personen aan België geldt daarbij, in algemene zin, het volgende. Zodra de Belgische unit Dublin van de Dienst Vreemdelingenzaken medische informatie ontvangt van de overdragende lidstaat wordt deze informatie ter beoordeling aangeboden aan Fedasil. Een arts van de medische unit van Fedasil oordeelt over het al dan niet toekennen van opvang in verband met de kwetsbaarheid van de persoon. Zodra de unit Dublin van de Dienst Vreemdelingenzaken deze beoordeling van Fedasil ontvangt, wordt dit gecommuniceerd aan de overdragende lidstaat. In het licht van de medische omstandigheden van eiser en de door ons vastgestelde kwetsbaarheid wordt door verweerder toegezegd dat in dit individuele geval niet tot overdracht wordt overgaan tot het moment dat van de Belgische autoriteiten informatie is ontvangen dat eiser bij overdracht aan België voor opvang in aanmerking komt. Benadrukt wordt dat hiermee geen sprake is van een garantie van de Belgische autoriteiten, maar wel van een toezegging van de Nederlandse autoriteiten die voldoende waarborgen garandeert dat eiser ook na zijn overdracht de door hem benodigde voorzieningen zal ontvangen.”
8.2.
Hoewel de staatssecretaris aldus heeft toegezegd dat eiser niet zal worden uitgezet als er voor hem geen opvang is, is de rechtbank van oordeel dat in het bestreden besluit, ook met inachtneming van die toezegging, onvoldoende rekening is gehouden met de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen die mogelijk uit de overdracht zouden kunnen voortvloeien. De rechtbank wijst in dit verband op overwegingen 80 t/m 82 van het arrest C.K., waaruit volgt dat de overdragende lidstaat met de verantwoordelijke lidstaat kan samenwerken teneinde ervoor te zorgen dat de betrokken asielzoeker tijdens en na de overdracht medische zorg ontvangt. Die lidstaat moet zich er ook van kunnen verzekeren dat de betrokken asielzoeker wordt verzorgd zodra hij in de verantwoordelijke lidstaat aankomt. In het geval van eiser is door de staatssecretaris weliswaar toegezegd dat hij in België opvang zal krijgen, echter is niet voldoende gemotiveerd hoe het na de overdracht verder zal verlopen. De BMA-arts adviseert namelijk direct na de reis overdracht aan een psychiater of psychiatrische instelling die de behandeling kan voortzetten en een inschatting maakt van het actuele suïcidaliteitsrisico. De toezegging die de staatssecretaris heeft gedaan concretiseert echter niet nader of daarvan ook sprake zou zijn. Er wordt enkel aangegeven dat eiser begeleid dient te reizen en dat hij daarna in handen van een arts van de Fedasil wordt gesteld die over het al dan niet toekennen van opvang in verband met de kwetsbaarheid van de persoon oordeelt, zonder dat het de rechtbank duidelijk is of het hier een psychiater betreft zoals het BMA-rapport voorschrijft. Evenmin zijn in het bestreden besluit en/of het verweerschrift nadere toezeggingen gegeven dat de psychiatrische behandeling van eiser, die de BMA-arts kennelijk noodzakelijk acht, daadwerkelijk kan worden voortgezet in België. De enkele verwijzing naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel daartoe is in dit specifieke geval onvoldoende. Daarnaast blijkt uit de besluitvorming en het verweerschrift niet dat bij de toezeggingen door de staatssecretaris ook rekening wordt gehouden met de eisen die de Belgische rechter heeft gesteld aan de opvang voor eiser om de opvang, gegeven zijn kwetsbaarheid, voor eiser geschikt te laten zijn. De rechtbank acht daarbij tevens van belang dat uit de uitspraak van de Belgische rechtbank naar voren komt dat eiser in het verleden in België niet steeds voor hem geschikte opvang heeft gekregen en dat eiser aangifte heeft gedaan van verkrachting gepleegd in het opvangcentrum in België.
8.3.
Het vorenstaande brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in België een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het EU-Handvest. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de voorzorgsmaatregelen die de staatssecretaris in het verweerschrift heeft toegezegd onvoldoende om het reële risico af te wenden en heeft de staatssecretaris geen juiste toepassing gegeven aan het arrest C.K.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris heeft de aanvraag ten onrechte buiten behandeling gesteld. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
10. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
11. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de kosten die eiser in beroep heeft moeten maken. Deze vergoeding bedraagt € 1.674 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 4 september 2023;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten aan eiser tot een bedrag van € 1.674,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Arrest van het Europees Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 februari 2017 in de zaak C.K. tegen Slovenië (ECLI:EU:C:2017:127).
3.zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:129, van 29 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1802 en van 12 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2408.