ECLI:NL:RBDHA:2023:156

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
C/09/637220 / FT RK 22/779
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) en beoordeling van een 0%-voorstel in een problematische schuldensituatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 januari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van een schuldenaar om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De verzoeker, die zich in een problematische schuldensituatie bevindt, had eerder op 10 november 2022 een verzoek ingediend dat op 24 november 2022 werd besproken. De rechtbank had de verzoeker toen in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken in te dienen, wat leidde tot een nieuwe beoordeling van zijn situatie. De rechtbank ontving op 20 december 2022 een nieuwe 285-verklaring, vergezeld van een nieuw voorstel van de schuldeisers en een schuldenoverzicht. Dit voorstel hield in dat de schuldeisers een uitkering van 0% in het vooruitzicht werd gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de schuldeisers onvoldoende waren geïnformeerd over de afloscapaciteit van de verzoeker.

De rechtbank benadrukte dat het nieuwe voorstel een prognosevoorstel was en dat er mogelijkheden waren voor de schuldeisers om in de toekomst een uitkering te ontvangen, afhankelijk van de omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker voldeed aan de vereisten voor toelating tot de WSNP en dat hij aan de verplichtingen van de regeling kon voldoen. De rechtbank sprak de toepassing van de WSNP uit en benoemde mr. R. Cats als rechter-commissaris en N.T. van den Deijssel als bewindvoerder. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de rechtbank legde de verplichtingen op die de verzoeker tijdens de WSNP moet naleven, waaronder een informatieverplichting en een inspanningsverplichting.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
insolventienummer: [nummer01] R
vonnis van 5 januari 2023
op het verzoek van:
[verzoeker01] ,
wonende te [adres01] ,
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoeker.
Waar deze zaak over gaat
Verzoeker bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft verzoeker een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Op 10 november 2022 is het verzoek tijdens een zitting besproken. In het vonnis van 24 november 2022 heeft de rechtbank verzoeker in de gelegenheid gesteld verdere stukken op te sturen. Die stukken zijn ontvangen. De rechtbank zal verzoeker toelaten tot de WSNP. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Het eerdere verloop van de procedure is vermeld in het vonnis van 24 november 2022.
1.2.
De rechtbank heeft op 20 december 2022 aanvullende stukken van de schuldhulp-verlener ontvangen.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1.
De rechtbank volhardt bij hetgeen in het vonnis van 24 november 2022 is overwogen en beslist. In dat vonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat de schuldeisers ogen-schijnlijk voorbarig of ten onrechte, maar in ieder geval onvoldoende onderbouwd, is voorgehouden dat verzoeker geheel geen afloscapaciteit heeft en dat dit ook niet zal veranderen, en dat hierdoor de schuldeisers niet op correcte wijze in staat zijn gesteld zich een gefundeerd oordeel omtrent het voorstel te vormen. De rechtbank oordeelde voorts dat dit maakt dat er niet van kan worden uitgegaan dat er inderdaad geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen en dus evenmin dat de overgelegde verklaring zoals bedoeld in lid 1 onder f van artikel 285 Fw (‘de 285-verklaring’) correct is. Verzoeker is overeenkomstig artikel 287 lid 2 Fw in de gelegenheid gesteld om binnen een maand alsnog een correcte 285-verklaring te overleggen.
2.2.
Op 20 december 2022 heeft de rechtbank een nieuwe 285-verklaring ontvangen. Daarbij zijn onder meer gevoegd: een brief van 3 december 2022 waarin de schuldeisers een nieuw voorstel is gedaan, reacties van schuldeisers en een nieuw schuldenoverzicht waarin de reacties van de schuldeisers op het hernieuwde voorstel zijn verwerkt.
2.3.
In de brief van 3 december 2022 is namens verzoeker uiteengezet waarom is gekozen voor een voorstel waarbij de schuldeisers een uitkering van 0% in het vooruitzicht wordt gesteld. Het ontbreekt daarbij aan specifieke, bijzondere omstandigheden die maken dat van de schuldeisers mag worden gevergd dat van de 5%-regel van artikel 475dc Rv. wordt afgeweken. Ten aanzien van de (mogelijke) arbeidscapaciteit wordt door de schuldhulpverlener bovendien enkel een inschatting gegeven “vanuit de kennis over de schuldenaar”. Echter, het nieuwe voorstel is een prognosevoorstel in plaats van het eerder gedane saneringsvoorstel. Het gaat dus niet langer om een (definitief) voorstel tot ‘betaling’ van 0% tegen finale kwijting en dus feitelijk om een verzoek tot kwijtschelding. Het nieuwe voorstel strekt zich uit over een langere periode. Daarbij is uiteengezet op welke wijze uitvoering aan dat prognosevoorstel wordt gegeven, onder meer door hercontroles. Er wordt volgens de NVVK-richtlijnen gehandeld. In het nieuwe voorstel wordt dus weliswaar de verwachting uitgesproken dat bij gelijkblijvende huidige omstandigheden de schuldeisers geen uitkering tegemoet zullen kunnen zien, maar bij dit voorstel wordt de mogelijkheid open-gehouden dat zij bij wijzigende omstandigheden (bijvoorbeeld ten aanzien van de arbeidscapaciteit) toch een uitkering kunnen ontvangen. Op basis van dit alles zal de rechtbank ervan uitgaan dat de schuldeisers aan de hand van de brief van 3 december 2022 voldoende in staat zijn gesteld zich een gefundeerd oordeel omtrent het nieuwe voorstel te vormen. Hetgeen onder 2.2 van het vonnis van 24 november 2022 is overwogen, maakt dat de rechtbank er met name belang aan hecht dat het 0%-voorstel thans is vorm gegeven door een (toegelicht) prognosevoorstel. De rechtbank accepteert de nieuwe 285-verklaring en verzoeker kan in zijn verzoek worden ontvangen.
2.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat verzoeker zich in een problematische schuldensituatie bevindt, dat hij voldoet aan alle vereisten voor toelating tot de WSNP en dat de verwachting bestaat dat hij aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen. Het verzoek tot toelating tot de WSNP zal worden toegewezen.
2.5.
De verplichtingen waaraan verzoeker tijdens de WSNP moet voldoen staan in het WSNP-informatieboekje beschreven. Samengevat komt dit neer op: een informatieverplichting, een inspanningsverplichting, een verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan en een afdrachtsverplichting.
2.6.
De wet schrijft voor dat de eerste 13 maanden van het traject een postblokkade geldt. Dat betekent dat gedurende die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle weer door aan verzoeker.
2.7.
Het WSNP-traject duurt in principe drie jaar. Als verzoeker zich gedurende die periode houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject na verloop van die drie jaar met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op verzoeker kunnen verhalen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker01] ,
geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01]
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ;
- stelt vast dat door deze uitspraak alle gelegde beslagen komen te vervallen;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. R. Cats en tot bewindvoerder:
N.T. van den Deijssel (Sociaal.nl Schuldsanering BV),
postbus 845,
1440 AV Purmerend;
- draagt de bewindvoerder op om de komende 13 maanden de post van [verzoeker01] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met C. Groesbeek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2023.