ECLI:NL:RBDHA:2023:15591
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Oekraïense eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 4 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk werd geacht voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. De rechtbank concludeert dat de zienswijze van eiser, ingediend op 3 augustus 2023, ten onrechte niet is betrokken bij het bestreden besluit, wat leidt tot een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag blijft bestaan. De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Polen gedaan, dat is aanvaard. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij in Polen geen toegang zal hebben tot opvang of dat zijn asielaanvraag daar niet in behandeling zal worden genomen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft toegepast, en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat Polen zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn gronden naar voren te brengen. De staatssecretaris wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 837,00. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 17 oktober 2023.