ECLI:NL:RBDHA:2023:15588
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening bij intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een verzoeker tegen de intrekking en terugvordering van zijn bijstandsuitkering. Het college van burgemeester en wethouders van Westland had op 17 augustus 2023 besloten om de bijstandsuitkering van verzoeker, die sinds 1 augustus 2016 ontving, met ingang van 18 augustus 2023 te beëindigen en de over de periode van 1 februari 2023 tot 18 augustus 2023 verstrekte bijstand terug te vorderen tot een bedrag van € 5.918,52. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
De voorzieningenrechter heeft op 25 september 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigden van verzoeker en het college aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat het recht op bijstand (schattenderwijs) kan worden vastgesteld, ondanks de schending van de inlichtingenverplichting door verzoeker. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat het college met ingang van 11 september 2023 aan verzoeker een bedrag moet verstrekken ter hoogte van de voor hem geldende bijstandsnorm, na aftrek van zijn inkomsten. Tevens moet het college het griffierecht en proceskosten aan verzoeker vergoeden.
De uitspraak benadrukt dat de bewijslast voor de intrekking van de bijstand bij het college ligt en dat, ondanks de schending van de inlichtingenverplichting, het recht op bijstand kan worden vastgesteld op basis van de beschikbare informatie. De voorzieningenrechter concludeert dat de intrekking van de bijstand niet gerechtvaardigd is, omdat het college niet voldoende heeft aangetoond dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.