In deze zaak hebben eisers, van Syrische nationaliteit, op 14 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij hun referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eisers op 13 maart 2023. Vervolgens hebben zij op 27 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de beslistermijn van 90 dagen heeft overschreden en dat eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend te maken, tenzij er nader onderzoek nodig is. In dat geval moet de staatssecretaris binnen twintig weken na de uitspraak een beslissing nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 418,50, waarbij eisers zijn vrijgesteld van griffierecht.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eisers en heeft de uitspraak gegrond verklaard, waarbij het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit is gelijkgesteld.