ECLI:NL:RBDHA:2023:15484

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.220
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep van een Oekraïense vrouw tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM, met aandacht voor afhankelijkheidsrelaties en belangenafwegingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 september 2023, wordt het beroep van een 89-jarige Oekraïense vrouw beoordeeld die een aanvraag heeft ingediend voor een reguliere verblijfsvergunning op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De vrouw, die 98% blind, doof en mogelijk dement is, wil bij haar dochter in Nederland blijven. De rechtbank stelt vast dat er procesbelang is, ondanks dat de vrouw onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming Oekraïne valt. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de vrouw en haar dochter. De rechtbank wijst op de medische omstandigheden van de vrouw en de emotionele afhankelijkheid die is ontstaan door de zorg die haar dochter biedt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de schrijnende situatie van de vrouw. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen opnieuw moeten worden afgewogen en de situatie van de vrouw in aanmerking moet worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.220

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. E.E.M. Bezem),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van den Hoek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM [1] .
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 16 september 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 26 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: eiseres, referent, de gemachtigde van eiseres, K.K. Mkrttsjan als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Wat ging er vooraf?
3. Eiseres is geboren op [datum] 1934 en heeft de Oekraïense nationaliteit. Eiseres heeft eerder een dergelijke aanvraag ingediend, maar deze is in het besluit van 14 december 2009 afgewezen omdat eiseres nog een zoon had wonen in het land van herkomst. Deze zoon is overleden op 11 augustus 2015.
3.1
Eiseres is op 27 mei 2019 op een visum Nederland ingereisd. Eiseres heeft op 22 juli 2019 de onderhavige aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM om bij haar dochter in Nederland te kunnen blijven. De dochter van eiseres is [referent] (referent). Zij heeft de Nederlandse nationaliteit en is getrouwd. Zij woont sinds 1999 in Nederland. Referent en haar echtgenoot voelden zich genoodzaakt om de aanvraag in te dienen omdat eiseres op leeftijd is en niet meer voor zichzelf kon zorgen. Eiseres is 98% blind, doof en mogelijk dement.
Wat is het standpunt van verweerder?
4. Verweerder heeft in het primaire besluit de aanvraag van eiseres afgewezen omdat zij niet beschikte over een mvv [2] en van dat vereiste niet was vrijgesteld. Verweerder heeft geen familieleven aangenomen als bedoeld in artikel 8 van het EVRM omdat niet was gebleken dat er tussen eiseres en referent sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De afwijzing van de aanvraag is volgens verweerder ook niet onevenredig hard. Er is ook geen aanleiding om wegens bijzondere omstandigheden eiseres ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen.
4.1
Verweerder had zijn standpunt in het besluit op bezwaar van 18 maart 2021 gehandhaafd, maar heeft op 30 september 2022 zijn besluit ingetrokken wegens ontwikkelingen in de jurisprudentie. Gemachtigde heeft toen verzocht het beroep om te zetten in een beroep tegen het niet-tijdig beslissen op bezwaar. Op 21 september 2022 heeft deze rechtbank dat beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen twee weken alsnog te beslissen op het bezwaar. Op 21 november 2022 heeft verweerder eiseres en referent gehoord.
4.2
In het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres ongegrond verklaard. Naar mening van verweerder kan het beroep op medische omstandigheden enkel apart worden getoetst als sprake is van een BMA-advies, wat in het geval van eiseres niet kon worden opgevraagd omdat zij geen compleet medisch dossier had overgelegd. In het kader van 8 EVRM heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van beschermenswaardig familie- of gezinsleven. Bij de beoordeling van de belangen heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het belang van de Nederlandse overheid zwaarder weegt dan het belang van eiseres en referent. Ook is er bij afwijzing geen sprake van schending van het privéleven conform artikel 8 EVRM. De afwijzing van de aanvraag leidt volgens verweerder ook niet tot onevenredige hardheid.
Heeft eiseres procesbelang?
5. Verweerder heeft zich ter zitting primair op het standpunt gesteld dat eiseres geen procesbelang heeft bij deze procedure. Eiseres heeft namelijk op 18 oktober 2022 een beroep gedaan op de Richtlijn Tijdelijke Bescherming Oekraïne (hierna: RTB), die geldt tot 4 maart 2024, en mag in Nederland blijven zolang de richtlijn van kracht is.
5.1
De rechtbank merkt op dat het verblijfsrecht van eiseres op grond van de RTB van tijdelijke aard is. De looptijd van de RTB vervalt (naar huidige situatie) op 4 maart 2024, waardoor eiseres niet langdurig tegen uitzetting is beschermd. Het verblijfsrecht op grond van de RTB is ook naar zijn aard beperkt in de tijdsduur. Het verblijfsrecht waar eiseres in deze procedure een beroep opdoet behelst een sterker verblijfsrecht. Het verblijfsrecht op grond van artikel 8 EVRM waar het in deze procedure om draait geeft eiseres meer zekerheid. Bovendien is onbestreden gesteld dat eiseres een betere zorgverzekering kan afsluiten met een 8 EVRM verblijfsrecht. Omdat eiseres met deze procedure dus in een gunstigere positie kan komen wordt procesbelang aangekomen.
Is er sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie?
6. Tussen partijen is in geschil of van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent sprake is. Voor de vaststelling van beschermenswaardig familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM tussen een ouder en een niet-jongvolwassen meerderjarig kind is vereist dat 'more than the normal emotional ties' (MTNET) bestaan. Uit vaste rechtspraak van het EHRM [3] volgt dat het al dan niet bestaan van dergelijk familieleven in essentie een kwestie is van feitelijke aard en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden en aanvullende elementen van afhankelijkheid. [4] Verweerder mag hierbij zwaarwegend maar niet doorslaggevend gewicht toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven. Verder valt uit de genoemde jurisprudentie van het EHRM af te leiden dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst relevant kunnen zijn.
6.1
De rechtbank stelt vast dat uit de feiten volgt dat voorafgaand aan de situatie van eiseres in 2019 geen sprake was van MTNET. Daarbij is relevant dat eiseres zich zelfstandig in Oekraïne wist te handhaven. Ook heeft referent vanaf haar aankomst in 1999 in Nederland een eigen gezin opgebouwd waar eiseres geen deel van uitmaakte. Echter, de mogelijkheid bestaat dat door gewijzigde omstandigheden de persoonlijke banden tussen eiseres en referent gewijzigd zijn in die zin dat die banden meer dan gebruikelijk zijn geworden. Het enkele feit dat eiseres, gelet op haar leeftijd, steeds meer last krijgt van medische en ouderdomsklachten, betekent echter niet dat dit het geval is. Het is dan aan haar om te onderbouwen dat dit bijzondere invloed heeft op de persoonlijke band met referent, waarbij onder meer relevant is hoe ernstig deze klachten zijn en in welke mate dit een afhankelijkheid van referent creëert.
6.2
In dit kader is aangevoerd, en door verweerder in het bestreden besluit en ter zitting erkend, dat het gezichtsvermogen van eiseres in 2018 is verslechterd waardoor zij vanaf dat jaar nagenoeg blind is geworden. Verder stelt de rechtbank vast dat referent, naar aanleiding van berichten van een vriendin in Oekraïne, in 2019 naar eiseres is gegaan en zij daar eiseres in deplorabele toestand heeft aangetroffen. Eiseres was ziek en zij werd pas beter nadat eiseres haar had geholpen de juiste zorg te verkrijgen. Deze zorg is in Nederland gecontinueerd, zo blijkt uit de medische stukken. Uit bijvoorbeeld de brief van de huisarts van 21 oktober 2020 blijkt namelijk dat zij in Nederland sinds 2019 verder is opgeknapt, ondanks dat zij in 2020 nog steeds als zeer kwetsbaar wordt gezien. Dit alles heeft verweerder onvoldoende bestreden. Deze omstandigheden wijzen erop dat eiseres in 2019 niet meer zelfstandig, zonder hulp en zorg, kon leven. Het is ook niet in geschil dat eiseres hulpbehoevend is. Dat referent eiseres is gaan helpen, moet op zich al invloed hebben gehad op de band tussen eiseres en referent. Aannemelijk is immers dat hierdoor de emotionele afhankelijkheid van eiseres ten opzichte van referent is toegenomen, omdat juist referent haar is komen helpen.
6.3
Verder is in dit kader relevant dat verweerder heeft gesteld dat eiseres in Oekraïne de nodige zorg kan krijgen. Dat standpunt is in strijd met de onbetwiste gebeurtenis dat referent in 2019 naar eiseres toe is gegaan om haar te helpen uit de zeer ernstige staat te komen. Ook heeft verweerder niet bestreden dat eiseres verder geen familie meer heeft. Het standpunt van verweerder dat een vriendin van referent in Oekraïne de nodige zorg op zich kan nemen, is onvoldoende onderbouwd. Uit hetgeen referent hierover heeft verklaard en de hiervoor in 6.2 genoemde omstandigheden bij het bezoek van referent aan eiseres in 2019, volgt slechts dat die vriendin de situatie voor referent in de gaten hield maar niet effectief kon optreden anders dan het waarschuwen van referent dat het niet goed ging met eiseres. Niet aannemelijk is dat zij beschikbaar is voor de juiste mantelzorg. Dit wijst erop dat er op dat geen afdoende zorg voorhanden was voor eiseres. Op zich moet verweerder worden nagegeven dat niet relevant is of op dit moment, gezien de oorlog in Oekraïne, de nodige zorg voorhanden is. Eiseres wordt immers niet uitgezet zo lang de oorlog duurt, zo heeft verweerder ter zitting bevestigd. Het volgt ook direct uit de toepasselijkheid van de RTB. Onder deze omstandigheden is het echter aan verweerder om nader te onderbouwen waarom aannemelijk is dat er een reële mogelijkheid is dat er bij terugkeer voor eiseres wordt gezorgd, ook indien de oorlogssituatie voorbij zou zijn in Oekraïne. De enkele stelling van verweerder dat er vanwege het zorgstelsel in Oekraïne verpleeghuizen moeten zijn waar eiseres terecht zou kunnen, is gezien het voorgaande onvoldoende. In 2019 was het immers nog geen oorlog in Oekraïne. Daarbij komt dat ook na een toekomstig einde van de oorlog het tijd zal kosten om het zorgstelsel op orde te krijgen, welke tijd eiseres naar verwachting niet meer heeft. Ook de omstandigheid dat er geen sprake lijkt van specifieke medische taken of handelingen die alleen door referent zouden kunnen worden uitgevoerd, maakt dit niet anders. Het gaat immers bij MTNET om meer dan alleen medische en feitelijke afhankelijkheid.
6.4
Hierbij komt dat de verklaring van de huisarts van 21 oktober 2020 erop duidt dat er een exclusieve relatie is tussen eiseres enerzijds en referent anderzijds. Daarin staat immers:

Haar enige nog levende naaste is haar dochter op wiens zorg zij is aangewezen. Er zijn geen anderen die haar die zorg kunnen geven juist ook mede vanwege haar verlieservaringen. Haar dochter geeft haar nog enige continuïteit in haar zingevingswereld. De kwetsbaarheid zal met het verloop toenemen waardoor deze zorg door haar dochter en schoonzoon onmisbaar is voor patiënte
Over deze verklaring is niets opgemerkt in het bestreden besluit. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de verklaring te algemeen is om op basis daarvan MTNET aan te nemen. Echter, de verklaring is afgegeven door een medisch deskundige en is specifiek gericht op de relatie tussen eiseres en referent. Er is ook rekening gehouden met de psychische toestand van eiseres.
6.5
Hierbij komt ook dat eiseres sinds mei 2019 samenwoont met referent (en haar gezin). Hierdoor moet de band tussen eiseres en referent geacht worden te zijn gegroeid. Deze groei is weliswaar ontstaan in een periode dat eiseres met name procedureel verblijfsrecht had, maar het is toch een omstandigheid waarbij in het kader van artikel 8 EVRM rekening mee dient te worden gehouden. Daarbij komt dat niet in geschil is dat referent inmiddels onder de werking van de RTB valt. Zij heeft op grond daarvan een verblijfsrecht en zal in ieder geval tot 4 maart 2024 in Nederland mogen blijven. Aannemelijk is dat de band tussen eiseres en referente verder zal worden verstevigd en deze versteviging is niet gebeurd tijdens illegaal of slechts procedureel verblijfsrecht.
6.6
De rechtbank merkt verder op dat eiseres heeft gesteld dat zij financieel afhankelijk is van referent. Verweerder heeft ter zitting aangegeven deze stelling niet te bestrijden. Van de financiële afhankelijkheid moet daarom worden uitgegaan. Deze financiële afhankelijkheid is nauwelijks meegenomen in de beoordeling of er sprake is van MTNET.
6.7
Dat de partner van referent helpt in de verzorging van eiseres doet, anders dan verweerder heeft gesteld, niet af aan het voorgaande. Het meehelpen zal zijn ingegeven door de relatie tussen referent en haar partner en daarom kan er niet direct een conclusie aan worden verbonden voor verzorging door? derden. En het doet niet af aan de afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent.
6.8
Ten aanzien van de banden die eiseres met Oekraïne heeft merkt verweerder het volgende op. Eiseres heeft verklaard dat zij, mede door het uitbreken door de oorlog, geen netwerk meer heeft in Oekraïne. Daarbij is de enige familie die eiseres nog heeft referent en haar gezin. Verweerder heeft die omstandigheden onvoldoende betrokken in de beoordeling van de banden die eiseres heeft met haar land van herkomst.
6.9
De rechtbank is kortom van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake is van MTNET tussen eiseres en referent. Het besluit bevat op dit punt een gebrek.
Heeft verweerder een juiste belangenafweging gemaakt?
7. Verweerder heeft de belangenafweging in het nadeel van eiseres doen uitvallen. Verweerder heeft het economisch belang van de Nederlandse overheid, het feit dat het een eerste toelating betreft, het ontbreken van MTNET, dat de inreis van eiseres al voor inwilliging is geschied, dat er geen sprake is van een objectieve belemmering, de sterke banden met Oekraïne, dat eiseres in Oekraïne toegang had tot medische zorg en er geen sprake is van privéleven in Nederland, in het nadeel van eiseres gewogen. Verweerder heeft in het voordeel van eiseres gewogen dat referent de Nederlandse nationaliteit heeft en zelfstandig inkomen genereert. Het feit dat de familieleden van eiseres in Nederland wonen weegt niet zwaar in het voordeel van eiseres mee omdat het een persoonlijke keuze betreft om niet terug te keren naar Oekraïne.
7.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot deze belangenafweging heeft kunnen komen. Omtrent de vraag of er sprake is van MTNET heeft de rechtbank hiervoor al geoordeeld dat er sprake is van een motiveringsgebrek. De rechtbank volgt verder verweerder niet in zijn tegenwerping dat er geen sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Oekraïne uit te oefenen. Gelet op de huidige situatie in Oekraïne en het feit dat de RTB van kracht is, is er sprake van een reële kans op schending van artikel 3 EVRM bij terugkeer naar Oekraïne. Er is zodoende wel een objectieve belemmering om het gezinsleven in Oekraïne uit te oefenen. Dat die tijdelijk is, is gezien de hoge leeftijd van eiseres minder relevant. Om die reden kunnen ook de banden van eiseres met Oekraïne en de eerdere toegang tot medische zorg niet zo zwaar in haar nadeel meewegen. Daarnaast is het voorstelbaar dat eiseres de afgelopen jaren banden heeft opgebouwd in Nederland doordat zij haar familieleden hier heeft wonen en ook met hen heeft samengeleefd.
7.2
Verweerder heeft niet bestreden dat referent en haar gezin genoeg inkomen hebben om te voorzien in het levensonderhoud en de huisvesting van eiseres. Eiseres heeft terecht opgemerkt dat zij ook geen beroep zal doen op onderwijsvoorzieningen omdat zij niet inburgeringsplichtig en op leeftijd is. In het geval van eiseres gaat het bij het economisch belang dan nog alleen om de eventuele zorgkosten van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank is dat gegeven onvoldoende om het zo zwaarwegend in het nadeel van eiseres te laten meewegen dat het belang van eiseres daar niet tegenop kan wegen. De rechtbank vindt hiervoor steun bij de Afdeling [5] die in een vergelijkbaar geval tot een soortgelijk oordeel kwam. [6]
7.3
Gelet op het voorgaande heeft verweerder geen ‘fair balance’ getroffen in de te wegen belangen. Verweerder zal opnieuw een belangenafweging moeten maken.
Is er sprake van een zeer schrijnende situatie?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er rekening is gehouden met alle aangevoerde omstandigheden. Verweerder heeft in het primaire besluit slechts overwogen dat eiseres geen aanspraak kan maken op de regeling uit artikel 3.6ba van de Vb [7] omdat de omstandigheden waar eiseres zich op beroept zich al voor de komst naar Nederland hebben voorgedaan en dat de andere omstandigheden zich hebben voorgedaan toen zij geen rechtmatig verblijf had in Nederland. In het bestreden besluit overweegt verweerder enkel dat de medische problemen van eiseres in 2011 zijn begonnen en zij sinds 2018 haar zicht grotendeels kwijt is. Het is de rechtbank zonder nadere motivering niet duidelijk waarom dat leidt tot het oordeel dat er geen sprake is van een zeer schrijnende situatie die is gelegen in het samenstel van bijzondere en onderscheidende omstandigheden die in onderlinge samenhang tot die conclusie leiden. Het is de rechtbank niet duidelijk waarom omstandigheden die zich eerder of tijdens een periode van geen rechtmatig verblijf hebben voorgedaan niet in de beoordeling betrokken kunnen worden. Daarnaast zijn de huidige omstandigheden van eiseres niet kenbaar betrokken in de beoordeling en niet is gemotiveerd waarom de situatie van eiseres niet bijzonder is. De situatie van 2019, toen referent eiseres in slechte omstandigheden aantrof, is ook niet betrokken, terwijl dat een duidelijk beeld geeft van eiseres’ situatie in Oekraïne. Verweerder heeft dat niet bestreden (zie hiervoor 6.3). Om die reden komt de rechtbank tot het oordeel dat er ook op dit punt sprake is van een motiveringsgebrek.
Overige beroepsgronden
9. Reeds gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de aanvraag te nemen. Dit omdat verweerder in een nieuw te nemen besluit opnieuw de MTNET dient te beoordelen, een nieuwe belangenafweging dient te maken en dient te motiveren waarom geen sprake is van een zeer schrijnende situatie. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
10.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
10.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 8 december 2022;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp-Lopar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
2.Machtiging tot voorlopig verblijf.
3.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
4.Zie onder andere de arresten Kopf en Liberda tegen Oostenrijk van 17 april 2012 (ECLI:CE:ECHR:2012:00117JUD000159806), Senchishak tegen Finland van 18 november 2014 (ECLI:EC:ECHR:2014:1118JUD000504912), Khan tegen het Verenigd Koninkrijk van 12 januari 2010 (ECLI:CE:ECHR:2010:0112JUD004748606) en I.B. Javeed van 3 juli 2000 (nummer 47390/99).
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Uitspraak van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:345).
7.Vreemdelingenbesluit 2000.