In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Tunesische nationaliteit, had beroep ingesteld tegen het besluit van 22 september 2023, waarin de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel niet op de juiste wijze aan eiser was medegedeeld, aangezien dit niet schriftelijk en in een begrijpelijke taal was gebeurd, zoals vereist door artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Ondanks dit gebrek heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser niet benadeeld is, omdat hij beroep had ingesteld en gebruik had gemaakt van gratis rechtsbijstand.
De rechtbank heeft verder overwogen dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring, waaronder het feit dat eiser niet op de voorgeschreven wijze Nederland was binnengekomen en niet voldoende meewerkte aan het vaststellen van zijn identiteit. De rechtbank concludeerde dat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, maar heeft wel een proceskostenvergoeding toegekend aan eiser, die door de staatssecretaris moet worden betaald aan de rechtsbijstandsverlener. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.