ECLI:NL:RBDHA:2023:15473

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.31134
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

Op 13 oktober 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, een Marokkaanse vreemdeling, een vervolgberoep heeft ingediend tegen een verlengingsbesluit van de maatregel van bewaring. Eiser had eerder beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 6 april 2023 was opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verlengingsbesluit van 2 oktober 2023, dat de maatregel met maximaal twaalf maanden verlengt, in de procedure moet worden getoetst. Eiser betwistte de rechtmatigheid van het verlengingsbesluit en stelde dat hij niet actief tegenwerkt, maar ook niet meewerkt aan zijn uitzetting. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel is voldaan. De rechtbank concludeerde dat er zicht op uitzetting naar Marokko bestaat en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. De beroepen van eiser zijn ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31134

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 6 april 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Bij besluit van 2 oktober 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Verweerder heeft op 2 oktober 2023 een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft op 6 oktober 2023 hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 9 oktober 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 6 september (in de zaak NL23.24131) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek (op 5 september 2023) dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
3. De rechtbank stelt op grond van de door verweerder overlegde stukken vast dat verweerder in de te beoordelen periode, namelijk op 2 oktober 2023, een verlengingsbesluit heeft genomen en aan eiser heeft uitgereikt. Voor zover niet reeds zou gelden dat dit verlengingsbesluit in de onderhavige procedure door de rechtbank ambtshalve moet worden getoetst, geldt dat uit de beroepsgronden van eiser naar voren komt dat hij het niet eens is met deze verlenging, zodat de rechtbank het onderhavige beroep tevens aanmerkt als een beroep tegen het verlengingsbesluit. Het voorgaande betekent dat in deze procedure de te beoordelen periode loopt van 1 oktober 2023 tot 9 oktober 2023 (datum sluiten onderzoek), inclusief het in die periode genomen verlengingsbesluit.
Juridisch kader
4. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000, dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
5. Op grond van artikel 59, zes lid, van de Vw 2000 kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
6. Verweerder moet in het verlengingsbesluit volgens het beleid van paragraaf A5/6.8
van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [1] en het arrest Mahdi [2] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden. [3]
Het standpunt van eiser
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder in redelijkheid niet kon overgaan tot verlenging van de bewaring omdat er geen sprake was van tegenwerking door eiser. Eiser wacht af en is op zijn hoogst passief, maar werkt het proces niet tegen. Tevens is eiser van mening dat er voor hem geen concreet zicht op uitzetting is binnen een redelijke termijn. Ten behoeve van eiser is er op 10 maart 2023 een lp-aanvraag verzonden, maar tot op heden is hier geen enkele reactie opgekomen. Er is geen presentatiedatum bekend en er is geen bericht ontvangen dat eiser niet hoeft te worden gepresenteerd. Niets wijst erop dat er een kans is op afgifte van een lp aan eiser. Volgens eiser kan niet worden gezegd dat zijn passieve houding een negatieve invloed op het lp traject heeft gehad.
Het oordeel van de rechtbank
De voorwaarden voor verlenging van de bewaring
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat aan de voorwaarden voor verlenging van de maatregel van bewaring is voldaan. Verweerder heeft in de voortgangsrapportage van 2 oktober 2023 vermeld welke handelingen zijn verricht om de uitzetting van eiser te kunnen realiseren en wat de stand van zaken is. Verweerder heeft vanaf 6 maart 2023 maandelijks vertrekgesprekken gevoerd, voor het laatst op 2 oktober 2023. Er zijn in totaal 11 vertrekgesprekken gevoerd, die niet hebben geleid tot eisers vertrek. Verweerder heeft meerdere malen eiser verzocht aan eiser om inspanningen te verrichten om de duur van het vertrekproces en daarmee de voortzetting van de maatregel van bewaring te bekorten. Eiser heeft nagelaten om tijdens die vertrekgesprekken informatie of bescheiden te overleggen om de afgifte van een lp te bespoedigen. Pas tijdens het vertrekgesprek van 18 september 2023 heeft eiser zijn (naar eigen zeggen) echte naam en geboortedatum opgegeven en pas tijdens het vertrekgesprek van 26 september 2023 heeft eiser aangegeven een vrijwilligersbrief te willen schrijven. Het is niet uitgesloten dat een lp spoedig zal worden afgegeven, als eiser de benodigde medewerking verleent. Het enkele feit dat hij passief is en verweerder niet zou tegenwerken, betekent niet dat hij (volledig en actief) meewerkt aan zijn uitzetting.
De gronden van de maatregel van bewaring
9. Eiser heeft de zware en lichte gronden die door verweerder aan de (verlenging van de) maatregel ten grondslag zijn gelegd, niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware en lichte gronden terecht aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd en dat verweerder voldoende heeft toegelicht waarom uit deze gronden volgt dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en zijn uitzetting belemmert. De gronden kunnen dan ook de (verlenging van de) bewaringsmaatregel dragen.
Zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn
10. De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid kan worden uitgegaan van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn in geval van Marokko [4] . Uit de voortgangsrapportage blijkt dat de autoriteiten van Marokko begin juli 2023 te kennen hebben gegeven dat zij niet langer voor alle lp-aanvragen een presentatie in persoon vereisen, maar ook op basis van een vastgestelde nationaliteit of identiteit tot lp-afgifte zullen overgaan.
10.1.
Het is de rechtbank ook niet gebleken dat dit zicht op uitzetting in het geval van eiser ontbreekt. Uit het verlengingsbesluit en de voortgangsrapportage blijkt dat verweerder op 10 maart 2023 een lp heeft aangevraagd bij de autoriteiten van Marokko, dat deze aanvraag in behandeling is genomen door de autoriteiten van Marokko en dat het onderzoek gaande is. Het enkele feit dat verweerder nog geen presentatie in persoon voor eiser heeft gepland met de diplomatieke vertegenwoordiging van Marokko, leidt niet tot het oordeel dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verweerder voor het plannen van een eventuele presentatie afhankelijk is van de beschikbaarheid van de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast rappelleert verweerder maandelijks bij de autoriteiten van Marokko. Bovendien heeft eiser tot op vandaag nagelaten om voldoende concrete en verifieerbare gegevens te verstrekken ter onderbouwing van zijn (gestelde) identiteit en nationaliteit. In het vertrekgesprek van 18 september 2023 heeft eiser pas andere personalia overlegd waarmee het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit bespoedigd kan worden. Eiser kan de terugkeerprocedure dus bespoedigen door zijn (volledige en actieve) medewerking te verlenen aan die procedure.
Conclusie en ambtshalve toets
11. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het verlengingsbesluit voldoende heeft gemotiveerd dat aan alle vereisten voor het nemen daarvan is voldaan.
13. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af..
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van M.M.P. van Diepen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 13 oktober 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2008/115/EG.
2.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
4.De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269 en 8 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3033.