ECLI:NL:RBDHA:2023:15452
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning en belangenafweging onder artikel 8 EVRM
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning behandeld. Eiser, een Marokkaanse man die al meer dan 20 jaar in Nederland verblijft, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als doel het uitoefenen van zijn privéleven conform artikel 8 van het EVRM. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiser niet beschikte over een geldige machtiging voorlopig verblijf (mvv) en niet de benodigde medische informatie had overgelegd voor een BMA-advies. Eiser stelde beroep in tegen deze afwijzing en vroeg tevens om een voorlopige voorziening.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat eiser niet alle benodigde stukken heeft aangeleverd voor het aanvragen van een BMA-advies. De rechtbank benadrukt dat de belangenafweging die verweerder heeft gemaakt, waarbij het belang van de vreemdeling wordt afgewogen tegen het Nederlands algemeen belang, niet onterecht in het nadeel van eiser is uitgevallen. Eiser heeft weliswaar lange tijd in Nederland gewoond, maar zijn verblijf was illegaal en hij heeft nooit een verblijfsvergunning gehad. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een verplichting tot het voortzetten van het privéleven van eiser rechtvaardigen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, in aanwezigheid van mr. T. Verschoor, griffier.