In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 3 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam] in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 15 februari en 5 april 2023. Eiseres heeft vervolgens op 27 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De staatssecretaris had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar heeft deze termijn verlengd naar zes maanden. De rechtbank constateert dat deze termijn is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris wordt opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De staatssecretaris wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.