ECLI:NL:RBDHA:2023:15417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.21788
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Algerijnse vreemdeling, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 27 juli 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om voorlopige voorziening, op 9 oktober 2023 behandeld. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig, terwijl de gemachtigde van de staatssecretaris wel aanwezig was.

De rechtbank overweegt of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, verliest een vreemdeling zijn procesbelang als hij met onbekende bestemming vertrekt zonder de staatssecretaris te informeren over zijn verblijfplaats. De staatssecretaris heeft op 19 september 2023 meegedeeld dat eiser per 14 september 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 5 oktober 2023 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser, ondanks meerdere pogingen.

De rechtbank concludeert dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming, omdat hij met onbekende bestemming is vertrokken en er geen contact is met zijn gemachtigde. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21788

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. H.A. Jeuring),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 27 juli 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (zaaknummer NL23.21789), op 9 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
3. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van wordt uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland [1] . Dit is alleen anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en contact met de vreemdeling heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
4. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris bij brief van 19 september 2023 heeft aangegeven dat eiser per 14 september 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd op 5 oktober 2023 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser, ondanks verschillende pogingen hiertoe. Ter zitting heeft de staatssecretaris aangegeven dat eiser op dat moment nog steeds met onbekende bestemming is vertrokken. Onder deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming en op een inhoudelijk beoordeling van zijn beroep. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft.
5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.