ECLI:NL:RBDHA:2023:15394

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.24040
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsweigering en vrijheidsontnemende maatregel in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de toegangsweigering en een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan eiser, die asiel heeft aangevraagd. Eiser arriveerde op 21 april 2023 in Nederland en zijn asielaanvraag werd afgewezen. Na een reeks van juridische procedures, waaronder een hoger beroep, werd op 18 augustus 2023 aan eiser de toegang tot Nederland geweigerd en een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel op 31 augustus 2023 is opgeheven, maar dat de grondslag voor de maatregel op dat moment nog geldig was. De rechtbank oordeelde dat de maatregel niet onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24040

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.S.W. Boorsma).

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2023 (bestreden besluit I) is aan eiser op grond van artikel 14, gelezen in samenhang met artikel 6 van Schengengrenscode [1] de toegang geweigerd en bij besluit van diezelfde datum (bestreden besluit II) is aan eiser op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, in samenhang met het zesde lid, van de Vw 2000 [2] een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding. Op grond van artikel 94, tweede lid, van de Vw 2000 wordt, indien aan de vreemdeling een besluit tot weigering van toegang tot Nederland is uitgereikt, het beroep geacht mede een beroep tegen dit besluit te omvatten.
De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2023 op zitting behandeld en het onderzoek geschorst. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij bericht van 31 augustus 2023 heeft verweerder een nadere schriftelijke reactie ingediend en daarbij kenbaar gemaakt dat de bewaring met ingang van 31 augustus 2023 is opgeheven.
Bij bericht van 1 september 2023 heeft de gemachtigde van eiser aangegeven het beroep te handhaven. Daarbij is vermeld dat eiser niet meer op een zitting gehoord wil worden.
De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is op 21 april 2023 per vliegtuig aangekomen in Nederland en heeft toen aan de grens asiel aangevraagd. Die aanvraag is afgewezen bij besluit van 9 mei 2023. Het beroep hiertegen is bij uitspraak van 10 juli 2023 ongegrond verklaard [3] . Tegen deze uitspraak heeft eiser hoger beroep ingesteld. Daarbij heeft hij ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Eiser heeft daarna een opvolgende asielaanvraag ingediend. Die aanvraag is niet-ontvankelijk verklaard bij besluit van 20 juli 2023. Het beroep hiertegen is bij uitspraak van 17 augustus 2023 ongegrond verklaard [4] . Gedurende deze hele periode verbleef eiser in grensdetentie. De grondslag van deze grensdetentie is een aantal keer gewijzigd in verband met de ontwikkelingen in zijn asielprocedure. Voor deze beroepsprocedure is met name van belang dat op 18 augustus 2023 aan eiser de toegang is geweigerd en dat toen een maatregel is opgelegd als bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, in samenhang met het zesde lid, van de Vw 2000. Dit was het gevolg van de uitspraak van de rechtbank van 17 augustus 2023.
1.1.
Bij uitspraak van 28 augustus 2023 heeft de hoogste bestuursrechter het ingediende verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat eiser niet wordt uitgezet, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist [5] .
1.2.
Verweerder heeft bij bericht van 31 augustus 2023 laten weten dat de maatregel is opgeheven per diezelfde dag. Verweerder heeft naar aanleiding van de toegewezen voorlopige voorziening een nieuwe belangenafweging gemaakt en deze is in het voordeel van eiser uitgevallen.
Wat vindt eiser in beroep?
2. De gemachtigde van eiser betoogt dat de maatregel van bewaring uiterlijk twee dagen na de uitspraak van de hoogste bestuursrechter opgeheven had moeten worden. De maatregel is namelijk opgelegd in het kader van een uitzetting, terwijl de hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat eiser niet mag worden uitgezet totdat er op zijn hoger beroep is beslist. Van zicht op uitzetting is dus geen sprake en de grondslag van de maatregel is komen te vervallen. Verder handelt verweerder volgens eisers gemachtigde in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Bij andere lopende zaken waar dezelfde omstandigheden aan de orde zijn in de asielprocedure [6] , is de bewaring veel eerder opgeheven.
2.1.
Verweerder stelt allereerst dat de uitspraak van de hoogste bestuursrechter pas op 30 augustus 2023 bij hem bekend is geworden. Die uitspraak leidt er volgens hem in ieder geval niet toe dat tot onmiddellijke opheffing moet worden besloten. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij binnen een redelijke termijn een nieuwe afweging moet maken. In dit geval is dat ook gebeurd en besloten om de maatregel op te heffen. Verweerder ziet geen aanleiding voor een schadevergoeding of een proceskostenvergoeding. De grondslag van de maatregel was namelijk correct.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Bestreden besluit I – toegangsweigering
3. Eiser heeft geen beroepsgronden gericht tegen de toegangsweigering. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om die toegangsweigering onrechtmatig te achten.
Bestreden besluit II – de vrijheidsontnemende maatregel
4. Op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 kan de vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd worden verplicht zich op te houden in een door de ambtenaar belast met de grensbewaking aangewezen ruimte of plaats die is beveiligd tegen ongeoorloofd vertrek.
4.1.
Omdat de maatregel is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
4.2.
Aangezien het hoger beroep tegen de uitspraak van deze rechtbank van 10 juli 2023 over het afwijzende asielbesluit geen schorsende werking toekomt, de eerder nog lopende beroepsprocedure van eiser over de opvolgende asielaanvraag met de uitspraak van 17 augustus 2023 is beëindigd, en eiser vervolgens de toegang is geweigerd, heeft verweerder eiser op goede gronden vanaf 18 augustus 2023 de bewaringsmaatregel op de genoemde grondslag opgelegd. Niet in geschil is dat de toewijzing van de bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) gevraagde voorlopige voorziening, in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2023 de aanleiding is geweest voor verweerder om de bewaring met ingang van 31 augustus 2023 op te heffen. De vraag is of verweerder hiermee voldoende voortvarend heeft gehandeld. In de e-mail van de gemachtigde van eiser van 30 augustus 2023 aan de regievoerder staat dat de bijlage een scan betreft van de per post verzonden uitspraak van de Afdeling. De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze uitspraak voor partijen in ieder geval niet eerder kenbaar kon zijn dan op 29 augustus 2023. Uitgaande van die datum had verweerder, voor zover de toewijzing van de voorlopige voorziening noopt tot een grondslagwijziging, deze uiterlijk op 31 augustus 2023 moeten toepassen. Nu de maatregel op die laatste datum is opgeheven heeft verweerder voldoende voortvarend gehandeld en kan in het midden blijven of hem een verwijt kan worden gemaakt dat hij eerst op 30 augustus 2023 op de hoogte is geraakt van de uitspraak van de Afdeling.
4.3.
Het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel slaagt tot slot ook niet. Zoals de gemachtigde van verweerder op de zitting terecht heeft aangevoerd, is het aan eiser om een dergelijk betoog met stukken te onderbouwen. De enkele stelling dat er soortgelijke zaken zijn waarin anders is besloten, is onvoldoende. De rechtbank is op deze manier niet in staat om te beoordelen of inderdaad sprake is van dezelfde omstandigheden.
4.4.
Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig moet worden geacht, is het beroep daartegen ongegrond.
Wat is de conclusie?
5. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 2016/399.
2.Vreemdelingenwet 2000.
4.Zaaknummer NL23.21654.
5.Zaaknummer 202304524/2/V3.
6.Het gaat om vreemdelingen die stellen de Somalische nationaliteit te hebben, maar in het bezit zijn van Keniaanse documenten.