ECLI:NL:RBDHA:2023:15375

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
NL22.19743
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in vreemdelingenzaak na intrekking besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die eerder een aanvraag voor verblijf bij haar partner en dochter had ingediend. De aanvraag was op 14 april 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 16 september 2022 ongegrond verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 13 april 2023 werd behandeld. Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris het eerdere besluit ingetrokken en op 3 juli 2023 alsnog een verblijfsvergunning verleend aan verzoekster, geldig van 23 december 2022 tot 23 december 2027.

Verzoekster heeft vervolgens verzocht om vergoeding van de proceskosten die zij in de bestuurlijke fase had gemaakt, maar de staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de intrekking van het besluit uitsluitend het gevolg was van een beleidswijziging en niet van een onrechtmatigheid die aan de staatssecretaris kon worden toegerekend. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding dan ook afgewezen, omdat de gegrondverklaring van het bezwaar berustte op feiten en omstandigheden die zich na het instellen van beroep hebben voorgedaan.

De rechtbank heeft de beslissing genomen zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19743

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: G. Lombarts).

Procesverloop

In het besluit van 14 april 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor verblijf bij haar partner en dochter op grond van artikel 8 van het EVRM afgewezen.
In het besluit van 16 september 2022 heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld in Middelburg. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, referent en de gemachtigde van de staatssecretaris, mr. N. Hamzaoui. Het onderzoek is ter zitting geschorst.
Op 23 juni 2023 heeft verweerder het besluit van 16 september 2022 ingetrokken. Bij besluit van 3 juli 2023 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond verklaard en aan verzoekster een verblijfsvergunning verleend onder de beperking verblijf als familie of gezinslid bij T. Taischan, geldig van 23 december 2022 tot 23 december 2027. Tevens is het op 3 december 2019 aan verzoekster opgelegde inreisverbod opgeheven. Het verzoek van verzoekster om vergoeding van de door haar in de bestuurlijke fase gemaakte proceskosten heeft verweerder afgewezen.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft desgevraagd gereageerd op dat verzoek.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verzoekster stelt dat het door verweerder ingetrokken besluit – los van het gewijzigde beleid van verweerder – in beroep geen stand had gehouden. Verzoekster wijst in dit verband naar de beroepsgronden waarin is gewezen op de Afdelingsuitspraak van 13 juli 2022, [1] de belangen van het kind en aspecten die ten nadele van verzoekster zijn tegengeworpen door verweerder.
3. Verweerder verzet zich tegen een veroordeling in de proceskosten, omdat de intrekking van het besluit van 16 september 2022 uitsluitend een gevolg is van een beleidswijziging hangende beroep. Het ingetrokken besluit was in lijn met de destijds geldende wet- en regelgeving, zo stelt hij.
4. De rechtbank stelt vast dat aan verzoekster vergunning is verleend met ingang van 23 december 2022. Op deze datum is het gewijzigde beleid van verweerder in werking getreden op grond waarvan de aanvraag van verzoekster alsnog voor inwilliging in aanmerking is gebracht. Verweerder stelt zich ook op het standpunt dat dit de uitsluitende basis is waarop het bezwaar alsnog gegrond is verklaard. [2] De gegrondverklaring van het bezwaar berust hiermee op feiten en omstandigheden van na het instellen van beroep. Ook impliceert de door verweerder gekozen ingangsdatum van de verblijfsvergunning dat verweerder niet aan het bezwaar en beroep van verzoekster tegemoet is gekomen vanwege een aan verweerder toe te rekenen onrechtmatigheid. Dat desondanks sprake zou zijn van een dergelijke onrechtmatigheid volgt niet onmiskenbaar uit de gronden van het verzoek.
Gelet hierop is er geen sprake van tegemoetkomen zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Het verzoek wordt daarom als kennelijk ongegrond afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

2.Zie hiervoor het Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 21 december 2022, nummer WBV 2022/28, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000.