Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoekster
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, die eerder een aanvraag voor verblijf bij haar partner en dochter had ingediend. De aanvraag was op 14 april 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 16 september 2022 ongegrond verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 13 april 2023 werd behandeld. Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris het eerdere besluit ingetrokken en op 3 juli 2023 alsnog een verblijfsvergunning verleend aan verzoekster, geldig van 23 december 2022 tot 23 december 2027.
Verzoekster heeft vervolgens verzocht om vergoeding van de proceskosten die zij in de bestuurlijke fase had gemaakt, maar de staatssecretaris heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de intrekking van het besluit uitsluitend het gevolg was van een beleidswijziging en niet van een onrechtmatigheid die aan de staatssecretaris kon worden toegerekend. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding dan ook afgewezen, omdat de gegrondverklaring van het bezwaar berustte op feiten en omstandigheden die zich na het instellen van beroep hebben voorgedaan.
De rechtbank heeft de beslissing genomen zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.