ECLI:NL:RBDHA:2023:15366

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.19025 NL23.19027
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van een alleenstaande vrouw en haar meerderjarige zoon in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een alleenstaande vrouw en haar meerderjarige zoon, die op 23 februari 2023 asiel hebben aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen van eisers gegrond verklaard, omdat er onvoldoende duidelijkheid was over de opvangmogelijkheden in België en of eisers als gezin behandeld zouden worden na overdracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat België kampt met systematische tekortkomingen in de opvang van alleenstaande mannen en dat eisers, als gezin, niet gegarandeerd konden worden dat zij samen opvang zouden krijgen. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd en verweerder opgedragen nieuwe besluiten te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens zijn de proceskosten van eisers vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.19025 en NL23.19027
V-nummers: [nummer 1] en [nummer 2]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1], eiser,

[naam 2], eiseres,
hierna tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. S. Imami).

Procesverloop

Bij twee besluiten van 30 juni 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 september 2023 in Breda op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Totosashvili. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Eiseres is niet verschenen.

Overwegingen

1. Eisers (zoon en moeder) stellen te zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2] en de Pakistaanse nationaliteit te hebben. Zij hebben op 23 februari 2023 een asielaanvraag ingediend.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eisers op 17 september 2020 in België asielaanvragen hebben ingediend. Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening [2] is België verantwoordelijk voor de asielaanvragen. Nederland heeft op grond hiervan een verzoek om terugname gedaan. Op 20 april 2023 heeft België het verzoek aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van België op grond van artikel 25, eerste lid, van de Dublinverordening vaststaat.
3. Allereerst voeren eisers aan dat ten onrechte geen gebruik is gemaakt van een registertolk tijdens de aanmeldgehoren. Verder voeren eisers aan dat ten aanzien van België niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat België kampt met systematische tekortkomingen in de opvang ten aanzien van de groep alleenstaande meerderjarige mannen. Eisers stellen geen opvang te zullen krijgen in België. Ter onderbouwing hiervan wijzen eisers op een uitspraak van 20 februari 2023 van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam [3] , het AIDA-rapport van 21 april 2023 [4] en een uitspraak uit Denemarken. [5] Verder stellen eisers dat zij medische klachten hebben en dat maakt een lange wachttijd zonder opvang erg lastig.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat België in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. Wel in geschil is of verweerder deze verantwoordelijkheid met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. Uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat België zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat daarvan in hun geval niet kan worden uitgegaan. Gelet op het arrest Jawo [6] ligt de drempel hiervoor bijzonder hoog. Deze drempel is bereikt als, ondanks dat de autoriteiten van de lidstaat mogelijk niet onverschillig staan tegenover de situatie, overdracht tot gevolg zou hebben dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, een reëel risico loopt om buiten zijn wil en eigen keuzes om terecht te komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt te voorzien in zijn meest elementaire behoeftes. [7]
5. Uit de brieven van de Belgische autoriteiten van 9 en 28 maart 2023 volgt dat België geconfronteerd wordt met een gebrek aan opvangplaatsen. Hierdoor slaagt het Fedasil [8] in België er niet in om elke vreemdeling die in het kader van de Dublinverordening aan België wordt overgedragen en om internationale bescherming verzoekt, onmiddellijk opvang te verlenen. Wegens het gebrek aan plaatsen wordt er voorrang gegeven aan families, kinderen, vrouwen en andere kwetsbare personen. Zij krijgen na de registratie van hun verzoek om internationale bescherming onmiddellijk opvang. Deze toezegging geldt niet voor vreemdelingen die niet behoren tot één van de hiervoor genoemde categorieën, zoals alleenstaande meerderjarige mannen. Die vreemdelingen worden, na registratie, op een wachtlijst voor het verkrijgen van reguliere opvang geplaatst. In afwachting daarvan kan een aantal verzoekers terecht in nood- en daklozenopvang van onder andere NGO’s. [9]
6. In de brief van 28 maart 2023 hebben de Belgische autoriteiten aangegeven dat slechts koppels met of zonder minderjarige kinderen en alleenstaanden met minderjarige kinderen worden beschouwd als ‘familie’. Verder worden personen van 60 jaar of ouder beschouwd als ‘kwetsbare personen’, zodat zij direct toegang hebben tot de opvang.
7. De rechtbank heeft verweerder op zitting gevraagd naar een update over de opvangsituatie in België. Verweerder kon echter geen recentere informatie verstrekken dan de genoemde brieven van 9 en 28 maart 2023.
8. Eisers hebben op zitting de grond over hun medische situatie laten vallen.
9. Eisers zijn als gezin Nederland ingereisd. Zij hebben de procedure doorlopen als gezin, waarbij zij in de claims aan België tevens zijn aangemerkt als gezin. De voornemens, zienswijzen, bestreden besluiten en de gronden van beroep zijn in beide procedures identiek. Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank eisers aanmerkt als gezin.
10. Verweerder heeft desgevraagd op zitting gezegd niet te kunnen garanderen dat eisers na overdracht in België zullen worden behandeld als gezin/familie, zodat niet gegarandeerd kan worden dat zij op grond daarvan opvang zullen krijgen. De rechtbank zal hierna dan ook ingaan op de vraag of eisers individueel in aanmerking komen voor opvang in België en welke gevolgen dat heeft voor de beoordeling van de beroepen.
11. Eiser is een alleenstaande meerderjarige man en valt niet onder één van de categorieën aan wie direct toegang tot de opvang wordt verleend na overdacht aan België. Hij zal op de wachtlijst worden geplaatst voor het verkrijgen van reguliere opvang. Op basis van de verstrekte informatie is onduidelijk wat de capaciteit van de noodopvangvoorzieningen is en of deze voldoende is om mensen op de wachtlijst daadwerkelijk opvang te kunnen bieden. In de brief van 28 maart 2023 is vermeld dat ten tijde van die brief 2750 personen stonden geregistreerd op de wachtlijst. Dit aantal is aanzienlijk hoger dan het aantal plaatsen in de Brusselse daklozenopvang. Informatie over het aantal opvangplaatsen in andere georganiseerde vormen van noodopvang ontbreekt verder ook, nu dat niet wordt geregistreerd. Het is in eisers geval dan ook onduidelijk of hij toegang zal krijgen tot de opvang en wanneer dat zal zijn. Uit de brief van 28 maart 2023 volgt immers dat de wachttermijn voor het verkrijgen van reguliere opvang op dat moment zes maanden of langer bedroeg en verweerder geen update kan geven over de huidige situatie.
11. Daarom kan uit deze informatie worden afgeleid dat er een reëel risico bestaat dat eiser bij overdracht aan België in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [10] en artikel 4 van het Handvest. [11] Dat de Belgische autoriteiten hier mogelijk niet onverschillig tegenover staan doet niet af aan dat risico. De onzekerheid over de vraag of eiser op straat zal belanden en daarmee in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie terecht zal komen, kan niet voor zijn rekening en risico komen. Het beroep van eiser is dan ook gegrond.
12. Het is niet in geschil dat eiseres behoort tot een kwetsbare groep en op grond daarvan direct toegang zal hebben tot de opvang. Maar de rechtbank benadrukt dat eisers een gezin vormen, door verweerder ook steeds als gezin zijn behandeld en daarom bij elkaar moeten kunnen blijven. Dit is ook een uitgangspunt van de Dublinverordening. [12] Omdat verweerder geen zekerheid heeft kunnen geven over de vraag of eisers als gezin zullen worden behandeld na overdracht of mogelijk gescheiden worden van elkaar, heeft hij onvoldoende gemotiveerd waarom ten aanzien van eiseres van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Daarom is ook het beroep van eiseres gegrond.
13. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. Verweerder zal nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen verdere bespreking.
14. Omdat de beroepen gegrond zijn, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (twee samenhangende zaken, 1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart de beroepen gegrond;
 vernietigt de bestreden besluiten;
 draagt verweerder op nieuwe besluiten te nemen op de asielaanvragen met inachtneming van deze uitspraak;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,- (zestienhonderdvierenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, 20 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1853.
4.Asylum Information Database, Country Report: Belgium, 21 april 2023.
5.Denmark Refugee Appeals Board, Dub-belg/2022/9, april 2023.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 10 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3080.
8.Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers.
9.Niet-gouvernementele organisaties.
10.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
11.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
12.Preambule 17 van de Dublinverordening.