Overwegingen
1. Eisers (zoon en moeder) stellen te zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2] en de Pakistaanse nationaliteit te hebben. Zij hebben op 23 februari 2023 een asielaanvraag ingediend.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eisers op 17 september 2020 in België asielaanvragen hebben ingediend. Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordeningis België verantwoordelijk voor de asielaanvragen. Nederland heeft op grond hiervan een verzoek om terugname gedaan. Op 20 april 2023 heeft België het verzoek aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van België op grond van artikel 25, eerste lid, van de Dublinverordening vaststaat.
3. Allereerst voeren eisers aan dat ten onrechte geen gebruik is gemaakt van een registertolk tijdens de aanmeldgehoren. Verder voeren eisers aan dat ten aanzien van België niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat België kampt met systematische tekortkomingen in de opvang ten aanzien van de groep alleenstaande meerderjarige mannen. Eisers stellen geen opvang te zullen krijgen in België. Ter onderbouwing hiervan wijzen eisers op een uitspraak van 20 februari 2023 van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, het AIDA-rapport van 21 april 2023en een uitspraak uit Denemarken.Verder stellen eisers dat zij medische klachten hebben en dat maakt een lange wachttijd zonder opvang erg lastig.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat België in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers. Wel in geschil is of verweerder deze verantwoordelijkheid met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. Uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat België zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat daarvan in hun geval niet kan worden uitgegaan. Gelet op het arrest Jawoligt de drempel hiervoor bijzonder hoog. Deze drempel is bereikt als, ondanks dat de autoriteiten van de lidstaat mogelijk niet onverschillig staan tegenover de situatie, overdracht tot gevolg zou hebben dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, een reëel risico loopt om buiten zijn wil en eigen keuzes om terecht te komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt te voorzien in zijn meest elementaire behoeftes.
5. Uit de brieven van de Belgische autoriteiten van 9 en 28 maart 2023 volgt dat België geconfronteerd wordt met een gebrek aan opvangplaatsen. Hierdoor slaagt het Fedasilin België er niet in om elke vreemdeling die in het kader van de Dublinverordening aan België wordt overgedragen en om internationale bescherming verzoekt, onmiddellijk opvang te verlenen. Wegens het gebrek aan plaatsen wordt er voorrang gegeven aan families, kinderen, vrouwen en andere kwetsbare personen. Zij krijgen na de registratie van hun verzoek om internationale bescherming onmiddellijk opvang. Deze toezegging geldt niet voor vreemdelingen die niet behoren tot één van de hiervoor genoemde categorieën, zoals alleenstaande meerderjarige mannen. Die vreemdelingen worden, na registratie, op een wachtlijst voor het verkrijgen van reguliere opvang geplaatst. In afwachting daarvan kan een aantal verzoekers terecht in nood- en daklozenopvang van onder andere NGO’s.
6. In de brief van 28 maart 2023 hebben de Belgische autoriteiten aangegeven dat slechts koppels met of zonder minderjarige kinderen en alleenstaanden met minderjarige kinderen worden beschouwd als ‘familie’. Verder worden personen van 60 jaar of ouder beschouwd als ‘kwetsbare personen’, zodat zij direct toegang hebben tot de opvang.
7. De rechtbank heeft verweerder op zitting gevraagd naar een update over de opvangsituatie in België. Verweerder kon echter geen recentere informatie verstrekken dan de genoemde brieven van 9 en 28 maart 2023.
8. Eisers hebben op zitting de grond over hun medische situatie laten vallen.
9. Eisers zijn als gezin Nederland ingereisd. Zij hebben de procedure doorlopen als gezin, waarbij zij in de claims aan België tevens zijn aangemerkt als gezin. De voornemens, zienswijzen, bestreden besluiten en de gronden van beroep zijn in beide procedures identiek. Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank eisers aanmerkt als gezin.
10. Verweerder heeft desgevraagd op zitting gezegd niet te kunnen garanderen dat eisers na overdracht in België zullen worden behandeld als gezin/familie, zodat niet gegarandeerd kan worden dat zij op grond daarvan opvang zullen krijgen. De rechtbank zal hierna dan ook ingaan op de vraag of eisers individueel in aanmerking komen voor opvang in België en welke gevolgen dat heeft voor de beoordeling van de beroepen.
11. Eiser is een alleenstaande meerderjarige man en valt niet onder één van de categorieën aan wie direct toegang tot de opvang wordt verleend na overdacht aan België. Hij zal op de wachtlijst worden geplaatst voor het verkrijgen van reguliere opvang. Op basis van de verstrekte informatie is onduidelijk wat de capaciteit van de noodopvangvoorzieningen is en of deze voldoende is om mensen op de wachtlijst daadwerkelijk opvang te kunnen bieden. In de brief van 28 maart 2023 is vermeld dat ten tijde van die brief 2750 personen stonden geregistreerd op de wachtlijst. Dit aantal is aanzienlijk hoger dan het aantal plaatsen in de Brusselse daklozenopvang. Informatie over het aantal opvangplaatsen in andere georganiseerde vormen van noodopvang ontbreekt verder ook, nu dat niet wordt geregistreerd. Het is in eisers geval dan ook onduidelijk of hij toegang zal krijgen tot de opvang en wanneer dat zal zijn. Uit de brief van 28 maart 2023 volgt immers dat de wachttermijn voor het verkrijgen van reguliere opvang op dat moment zes maanden of langer bedroeg en verweerder geen update kan geven over de huidige situatie.
11. Daarom kan uit deze informatie worden afgeleid dat er een reëel risico bestaat dat eiser bij overdracht aan België in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 van het EVRMen artikel 4 van het Handvest.Dat de Belgische autoriteiten hier mogelijk niet onverschillig tegenover staan doet niet af aan dat risico. De onzekerheid over de vraag of eiser op straat zal belanden en daarmee in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie terecht zal komen, kan niet voor zijn rekening en risico komen. Het beroep van eiser is dan ook gegrond.
12. Het is niet in geschil dat eiseres behoort tot een kwetsbare groep en op grond daarvan direct toegang zal hebben tot de opvang. Maar de rechtbank benadrukt dat eisers een gezin vormen, door verweerder ook steeds als gezin zijn behandeld en daarom bij elkaar moeten kunnen blijven. Dit is ook een uitgangspunt van de Dublinverordening.Omdat verweerder geen zekerheid heeft kunnen geven over de vraag of eisers als gezin zullen worden behandeld na overdracht of mogelijk gescheiden worden van elkaar, heeft hij onvoldoende gemotiveerd waarom ten aanzien van eiseres van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Daarom is ook het beroep van eiseres gegrond.
13. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. Verweerder zal nieuwe besluiten moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen verdere bespreking.
14. Omdat de beroepen gegrond zijn, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (twee samenhangende zaken, 1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 1).