ECLI:NL:RBDHA:2023:15346
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.A. Wildeboer, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 15 september 2023 de aanvraag als kennelijk ongegrond had afgewezen. De staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.S. Dunant Maurits, had de rechtbank op 26 september 2023 geïnformeerd dat eiser per 22 september 2023 met onbekende bestemming was vertrokken. Tijdens de zitting op 11 oktober 2023 heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat hij recent contact had gehad met eiser, maar niet wist waar deze zich bevond.
De rechtbank overwoog dat, volgens vaste rechtspraak, als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder de staatssecretaris te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank concludeerde dat eiser niet ter zitting was verschenen en dat er geen bewijs was dat hij nog in Nederland verbleef of contact had met zijn gemachtigde. Hierdoor oordeelde de rechtbank dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer had bij de beoordeling van het bestreden besluit.
De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier A.P. Kuiters. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.