ECLI:NL:RBDHA:2023:15343

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
11 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.23753
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Ethiopische Tigreeër afgewezen; rechtbank oordeelt dat onvoldoende is gemotiveerd waarom vrees bij terugkeer niet aannemelijk is

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van een Ethiopische Tigreeër tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren in 1993, diende op 18 mei 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, die op 15 augustus 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. De rechtbank behandelde de zaak op 7 september 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Ethiopië is mishandeld en vals beschuldigd van spionage vanwege zijn etnische afkomst. De staatssecretaris heeft echter gesteld dat Tigreeërs sinds april 2023 niet langer als risicogroep worden aangemerkt, en dat de veiligheidssituatie voor hen is verbeterd na een vredesverdrag in november 2022.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de vrees van eiser bij terugkeer niet aannemelijk is. Hoewel de staatssecretaris de verklaringen van eiser geloofwaardig acht, is er onvoldoende aandacht besteed aan de individuele omstandigheden van eiser en de algemene situatie voor Tigreeërs in Ethiopië. De rechtbank benadrukt dat de eerdere blootstelling van eiser aan vervolging een duidelijke aanwijzing is voor de gegrondheid van zijn vrees. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens worden de proceskosten van eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23753

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Chamkh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is geboren op [geboortedag] 1993 en heeft de Ethiopische nationaliteit. Hij heeft op 18 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 15 augustus 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. [naam] als waarnemer van eisers gemachtigde, A. Solomon als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij op 10 november 2020 op de markt is aangevallen, mishandeld en vals beschuldigd van landverraad en spionage, vanwege zijn etnische afkomst als Tigreeër. Naar aanleiding van dit incident zijn eiser en zijn echtgenote meegenomen naar het politiebureau. Eiser heeft daar 17 dagen in detentie gezeten. Tijdens deze detentie is hij meerdere keren mishandeld. Nadat eisers echtgenote, die een dag eerder was vrijgelaten, een geldbedrag heeft betaald, is ook eiser vrijgelaten. Hierop is hij meteen uit Ethiopië gevlucht.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • gevangenneming/detentie vanwege uw etniciteit.
Verweerder heeft beide elementen geloofwaardig gevonden. Volgens verweerder is eiser echter geen Verdragsvluchteling omdat Tigreeërs in Ethiopië, sinds de Kamerbrief van 18 april 2023, niet langer als risicogroep worden aangemerkt. Sinds op 2 november 2022 tussen de strijdende partijen een vredesverdrag is ondertekend, is de veiligheidssituatie voor etnische Tigreeërs verbeterd. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat eiser bij terugkeer naar Ethiopië geen reëel risico loopt op ernstige schade omdat zijn vrees bij terugkeer niet aannemelijk is. Dat de gemeenschap eiser verdenkt van spionage is volgens verweerder enkel gebaseerd op vermoedens van eiser. Daarnaast is eisers detentie inmiddels drie jaar geleden en heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de gemeenschap nu nog naar hem op zoek zou zijn en hem iets willen aandoen. Tot slot is de algemene situatie in Ethiopië sinds eisers vertrek gewijzigd en kunnen Tigrese burgers weer redelijk normaal functioneren. Verweerder concludeert daarom dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel.
Wat vindt eiser?
4. Volgens eiser volgt verweerder hem ten onrechte niet in zijn gestelde vrees voor mensen in de gemeenschap bij terugkeer naar Ethiopië. Eiser verwijst naar jurisprudentie van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) [1] en uitspraken van verschillende zittingsplaatsen van deze rechtbank, [2] waaruit blijkt dat bij het individualiseringscriterium ook de positie van en informatie over een (etnische) groep waartoe iemand behoort in het algemeen moet worden meegewogen. Nu verweerder eisers verklaringen geloofwaardig vindt, is volgens eiser niet te volgen waarom zijn vrees bij terugkeer niet aannemelijk zou zijn. Eisers vrees is niet puur gebaseerd op vermoedens. Zijn gevangenneming vond plaats op een drukbezochte markt. Andere marktbezoekers hebben dit incident gezien. Zij moeten eiser hebben herkend omdat zij uit dezelfde buurt komen. Ook is eisers huis grondig doorzocht en dit was zichtbaar voor buurtgenoten. Daarnaast zijn eiser en zijn echtgenote na hun detentie niet teruggekeerd naar hun buurt, wat verklaart waarom zij nooit daadwerkelijk zijn bedreigd of lastiggevallen. Dat inmiddels bijna drie jaar verstreken is, betekent niet dat eisers probleem niet actueel is. De houding van Amharen en andere bevolkingsgroepen tegenover Tigreeërs is niet gewijzigd. Eisers individuele feiten en omstandigheden in combinatie met de algemene houding ten aanzien van Tigreeërs maakt dat sprake is van gegronde redenen om aan te nemen dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. [3] Eiser heeft ook nog een opsporingsbericht overgelegd van december 2020 waaruit blijkt dat hij zich moet melden bij de politie. Verder waren Tigreeërs ten tijde van eisers asielaanvraag nog aangemerkt als risicogroep in verweerders beleid. Eiser vindt dat zijn asielaanvraag daarom moet worden beoordeeld op grond van het beleid dat toen gold, en hij daarom moet worden aangemerkt als Verdragsvluchteling. Daarnaast zouden Tigreeërs nog steeds als risicogroep gezien moeten worden. Verweerder stelt ten onrechte dat de positie van Tigreeërs sinds het vredesakkoord is verbeterd. Eiser verwijst hiertoe naar een brief van Vluchtelingenwerk van 26 juni 2023. Tot slot wijst eiser nog op recente ontwikkelingen in de veiligheidssituatie in Ethiopië en verwijst hierbij naar berichten van onder andere Al Jazeera en de NOS. [4]

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Tigreeërs als risicogroep
5. De rechtbank is allereerst van oordeel dat verweerder bij het beoordelen van eisers asielaanvraag niet het beleid heeft hoeven toepassen dat gold ten tijde van eisers asielaanvraag. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de toetsing van de vrees een toekomstgerichte toets is waarbij wordt beoordeeld of eiser momenteel of in de voorzienbare toekomst te vrezen heeft bij terugkeer naar zijn land van herkomst. [5] Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerders beleid om naar aanleiding van de informatie uit het Algemeen ambtsbericht Ethiopië van november 2022 Tigreeërs niet langer als risicogroep aan te merken, niet onredelijk is. Uit het ambtsbericht blijkt immers dat de algemene veiligheidssituatie voor Tigreeërs verbeterd is sinds het ondertekenen van het vredesverdrag en Tigrese burgers op veel plaatsen weer redelijk normaal kunnen functioneren in Ethiopië. Het enkele feit dat uit het ambtsbericht en de door eiser overgelegde brief van Vluchtelingenwerk daarnaast blijkt dat nog steeds sprake is van gewelddadige incidenten waarbij Tigreeërs zijn betrokken, doet hier niet aan af.
Vrees bij terugkeer
6. Het voorgaande laat echter onverlet dat verweerder de laatstgenoemde informatie kenbaar dient mee te wegen in het bestreden besluit. Verweerder heeft op dit punt volstaan met de overweging dat deze informatie is meegewogen in het besluit om Tigreeërs niet langer aan te merken als risicogroep en eiser erop gewezen dat het daarom aan hem is om zijn persoonlijke vrees bij terugkeer aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee echter onvoldoende gemotiveerd hoe en of de algemene situatie voor Tigreeërs in Ethiopië is betrokken bij de beoordeling van eisers individuele vrees. Eiser heeft er in de beroepsgronden terecht op gewezen dat bij de beoordeling van de individuele vrees ook informatie over de groep waartoe de vreemdeling behoort, in eisers geval de etnische groep Tigreeërs, moet worden meegewogen. Dit klemt temeer nu eiser afkomstig is uit Amhara waar de situatie blijkens de aangehaalde berichten mogelijk slechter is dan in andere gebieden in Ethiopië.
6.1.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat ook gelet op het geloofwaardig geachte persoonlijke relaas van eiser door verweerder onvoldoende gemotiveerd is dat hij bij terugkeer niet te vrezen heeft. Verweerder vindt het geloofwaardig dat eiser in het verleden is blootgesteld aan vervolging vanwege zijn etniciteit. Het feit dat iemand in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging of ernstige schade, is een duidelijke aanwijzing dat de vrees voor vervolging gegrond is en het risico op het lijden van ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. [6] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat eiser niet opnieuw zal worden blootgesteld aan vervolging. Hierbij is van belang dat eisers relaas zowel handelt over vervolging door buurtgenoten als vervolging door de autoriteiten. Het enkele feit dat eiser heeft aangegeven meer te vrezen voor zijn buurtgenoten dan voor de autoriteiten, maakt niet dat aan de vrees voor de autoriteiten geen betekenis meer toekomt. Vaststaat immers dat verweerder geloofwaardig acht dat eiser naar aanleiding van het incident op de markt door de autoriteiten is mishandeld en langere tijd in detentie is genomen omdat hij werd beschuldigd van landverraad en spionage. Daarbij heeft eiser tijdens het nader gehoor ook verklaard op de vraag of hij door de autoriteiten wordt gezocht: “dat weet ik niet, ik ben er wel bang voor.” [7] Het feit dat eiser elders heeft aangegeven dat de vrees voor de gemeenschap bij hem voorop staat, maakt niet dat verweerder bij de beoordeling of de vrees van eiser gerechtvaardigd is, kon volstaan met overwegingen over eisers vrees voor de gemeenschap. Daarbij komt dat verweerder eiser ten onrechte heeft tegengeworpen dat zijn vrees voor zijn buurtgenoten enkel gebaseerd is op vermoedens. Eiser heeft er in zijn relaas op gewezen dat het incident waarbij hij werd mishandeld en gevangengenomen heeft plaatsgevonden op een drukke markt waar veel mensen uit die buurt naartoe gaan. Ook heeft er een huiszoeking bij hem thuis plaatsgevonden die te zien was voor buurtgenoten. Nu het gehele relaas van eiser – en dus ook deze onderdelen – geloofwaardig is geacht, dient verweerder ervan uit te gaan dat zijn arrestatie en de huiszoeking in bredere kring bekend was. Het enkele feit dat dit inmiddels enkele jaren geleden is, maakt – ook gelet op de nog altijd bestaande spanningen in het gebied – niet dat eisers vrees enkel op vermoedens is gebaseerd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit aspect onvoldoende heeft betrokken in het bestreden besluit.
6.2.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren. Verweerder heeft gelet op eisers eerdere blootstelling aan vervolging en zijn verklaringen onvoldoende gemotiveerd waarom eisers persoonlijke vrees voor vervolging en/of ernstige schade bij terugkeer naar Ethiopië niet aannemelijk is. Daarbij heeft verweerder ook onvoldoende betrokken dat, hoewel geen sprake lijkt te zijn van zodanige behandeling van Tigreeërs dat zij opnieuw als risicogroep moeten worden aangemerkt, er nog altijd sprake is van willekeurig geweld tegen Tigreeërs en geldt dat dit mogelijk in Amhara ernstiger is dan in andere delen van Ethiopië.
7. Nu het beroep op basis van het voorgaande al gegrond is, behoeft eisers beroep op de huidige algemene veiligheidssituatie in Ethiopië geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom eisers vrees bij terugkeer niet aannemelijk is. Het beroep is daarom gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. [8] De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit nemen en daarbij rekening houden met deze uitspraak.
9. Omdat het beroep gegrond is veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb [9] vast op
€ 1.674,-. [10]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 augustus 2023;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in eisers proceskosten tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld het arrest van het EHRM van 11 januari 2007, nr. 1948/04, ECLI:CE:ECHR:2007:0111JUD000194804 (
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Bosch, op 20 januari 2011, ECLI:NL:RBSGR:2011:BP1516, r.o. 16.
3.Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Al Jazeera, ‘Ethiopia accuses Amhara militia of seeking to overthrow the government’, 7 augustus 2023, url: https://www.aljazeera.com/news/2023/8/7/ethiopia-accuses-amhara-militia-of-seeking-to-overthrow-government; NOS, ‘Ethiopië roept noodtoestand uit vanwege onrust in Amhara’, 4 augustus 2023, url: https://nos.nl/artikel/2485391-ethiopie-roept-noodtoestand-uit-vanwege-onrust-in-amhara.
5.Zie paragraaf C1/4.4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
6.Zie artikel 4, vierde lid, van de Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 (Kwalificatierichtlijn).
7.Nader gehoor p. 17.
8.Artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9.Besluit proceskosten bestuursrecht.
10.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 837,- per punt en een wegingsfactor 1.