ECLI:NL:RBDHA:2023:1534

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
NL23.137
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang bij asielaanvraag en buitenbehandelingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling was gesteld. De rechtbank heeft beoordeeld of eiser nog procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen deze buitenbehandelingstelling. Eiser was op 4 december 2022 met onbekende bestemming vertrokken en had sindsdien geen contact meer onderhouden met zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat, gezien het feit dat eiser niet meer in Nederland verbleef en geen contact had opgenomen, hij kennelijk geen prijs meer stelde op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. Dit leidde tot de conclusie dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer had bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de Staatssecretaris de asielaanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiser niet binnen de gestelde termijn van twee weken contact had opgenomen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen verdere inhoudelijke behandeling van de zaak zal plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door rechter T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier M.J.C. ten Hoopen, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB NL23.137

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

1. In het besluit van 2 januari 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen de buitenbehandelingstelling van zijn asielaanvraag, en – als hij bij die beoordeling belang heeft – of die buitenbehandelingstelling terecht was.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eisers gemachtigde heeft bericht dat hij niet zal verschijnen, omdat eiser niet verschijnt.

Beoordeling door de rechtbank

2. Uit vaste rechtspraak volgt dat, indien de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579).
3. In deze zaak is de rechtbank uit de door de staatssecretaris verstrekte informatie gebleken dat eiser op 4 december 2022 met onbekende bestemming is vertrokken. De staatssecretaris heeft eiser op 15 december 2022 de gelegenheid gegeven binnen twee weken contact op te nemen. Eiser heeft dit niet gedaan. Ook met zijn gemachtigde heeft hij geen contact opgenomen, zoals de gemachtigde heeft bevestigd.
3.1.
Verweerder heeft bericht dat eiser in België verblijft. Dit is niet weersproken van de zijde van eiser. Onbekend is waar in België hij verblijft. Dat België een Dublinclaim bij Nederland heeft gelegd en dat eiser naar verwachting zal worden overgedragen aan Nederland zegt niets over eisers wil in Nederland asiel aan te vragen. Hij heeft Nederland verlaten en hij heeft geen contact meer met zijn gemachtigde. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming en dus geen belang meer heeft bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
4. Overigens is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiser niet binnen twee weken na het verzoek van de staatssecretaris contact heeft opgenomen.

Conclusie en gevolgen

Eiser heeft geen belang meer bij een beoordeling van zijn beroep. Wegens het ontbreken van procesbelang zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.