ECLI:NL:RBDHA:2023:15192
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Syrisch pleegkind
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Syrische minderjarige, eiser, tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij zijn broer, referent. Eiser, geboren op 23 april 2006, heeft de Syrische nationaliteit en is het gestelde pleegkind van referent, die in Nederland verblijft. De aanvraag om een mvv werd op 25 juni 2021 ingediend, maar werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 16 februari 2022. Eiser heeft bezwaar aangetekend, maar dit werd op 1 juni 2022 opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 13 juni 2023 behandeld, waarbij zowel referent als de gemachtigden van eiser en verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in Syrië een onaanvaardbare toekomst heeft. De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn naaste familieleden in Syrië, zoals zijn zus, niet voor hem kunnen zorgen. Bovendien is er geen sprake van hechte persoonlijke banden tussen eiser en referent, wat essentieel is voor de beoordeling van het gezinsleven onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de belangenafweging in het nadeel van eiser is uitgevallen, onder andere omdat hij nooit een verblijfsvergunning in Nederland heeft gehad en er geen sterke binding met Nederland is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 9 oktober 2023.