ECLI:NL:RBDHA:2023:15160

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.610
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.M. van Eik, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 11 juni 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen hiermee instemden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden.

De rechtbank overweegt dat indien een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiseres betwist dat de beslistermijn geldig is verlengd door verweerder met de WBV 2022/223. Zij verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren en verweerder te verplichten alsnog een besluit te nemen, met een rechterlijke dwangsom. De rechtbank volgt dit verzoek niet en verwijst naar eerdere uitspraken.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend. De beslistermijn was verlengd door de WBV 2022/22, waardoor verweerder tot uiterlijk 2023 de tijd had om te beslissen. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en bekendgemaakt op 20 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.610
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.M. van Eik),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 11 juni 2022 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Eiseres betwist dat zich een situatie voordoet als bedoelt in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres vindt daarom dat verweerder met de WBV 2022/223 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat zij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiseres verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
uitspraak van deze rechtbank van 24 maart 2023.4 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiseres heeft op 11 juni 2022 zijn asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiseres valt dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2022/22. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 2023 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van
11 september 2022 is hierdoor te vroeg ingediend. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
O.G. Hulsman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.