ECLI:NL:RBDHA:2023:15160
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.M. van Eik, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 11 juni 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was, omdat partijen hiermee instemden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden.
De rechtbank overweegt dat indien een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiseres betwist dat de beslistermijn geldig is verlengd door verweerder met de WBV 2022/223. Zij verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren en verweerder te verplichten alsnog een besluit te nemen, met een rechterlijke dwangsom. De rechtbank volgt dit verzoek niet en verwijst naar eerdere uitspraken.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend. De beslistermijn was verlengd door de WBV 2022/22, waardoor verweerder tot uiterlijk 2023 de tijd had om te beslissen. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en bekendgemaakt op 20 april 2023.