ECLI:NL:RBDHA:2023:1513

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
NL22.25200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder Dublinverordening; beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Iraanse vrouw, samen met haar echtgenoot en twee minderjarige kinderen een asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het besluit onzorgvuldig is en onvoldoende gemotiveerd. Ze stelt dat door het tijdsverloop in Nederland het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat Nederland verantwoordelijk is voor de aanvraag en dat haar kinderen langere tijd in Nederland hebben verbleven. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat haar echtgenoot ernstige psychische klachten heeft die behandeling in Frankrijk onmogelijk maken.

De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat Frankrijk in beginsel verantwoordelijk is voor de asielaanvraag en dat het bestreden besluit binnen de geldende termijnen is genomen. De rechtbank oordeelt dat eiseres onterecht heeft aangenomen dat Nederland verantwoordelijk is en dat de medische omstandigheden van haar echtgenoot geen aanleiding geven om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet in behandeling is genomen en dat het beroep ongegrond is.

De rechtbank wijst erop dat het in het belang van de minderjarige kinderen is om bij de ouders te verblijven, maar dat Frankrijk het belang van het kind voorop zal stellen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25200

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres, V-nummer: [Nummer]

mede namens haar minderjarige kinderen
[Naam 2]en
[Naam 3]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaken NL22.25198, NL22.25199 en NL22.25201, op 2 februari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Soltani. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Iraanse nationaliteit te hebben. Op 27 april 2022 heeft zij samen met haar echtgenoot en hun twee minderjarige kinderen een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft deze asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Frankrijk verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres, omdat zij door Frankrijk in het bezit is gesteld van een Schengenvisum, dat geldig was van 1 april 2022 tot 1 mei 2022. Verweerder heeft een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening. [2] Op 10 augustus 2022 hebben de Franse autoriteiten dit verzoek geaccepteerd.
3. Eisers kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij voert hiertoe aan dat het besluit onzorgvuldig is en onvoldoende is gemotiveerd. Daartoe stelt eiseres dat door het tijdsverloop in Nederland het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat Nederland verantwoordelijk is voor de aanvraag en dat ook haar minderjarige kinderen langere tijd in Nederland hebben verbleven. Ook is zij niet gehoord in aanwezigheid van een registertolk. Daarnaast had verweerder meer onderzoek moeten doen naar de psychische klachten van haar echtgenoot. Eiseres heeft aangevoerd dat de medische klachten van haar echtgenoot dusdanig ernstig zijn dat terugkeer naar Frankrijk niet mogelijk is en dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de medische omstandigheden geen aanleiding hebben gegeven de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar het AIDA rapport [3] en doet zij een beroep op twee uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Den Haag [4] en Haarlem [5] . Ook wordt verwezen naar de brief d.d. 2 december 2022 van GZ-psycholoog [Naam 4] van haar echtgenoot.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Frankrijk in beginsel verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiseres. De stelling dat door het tijdsverloop het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat Nederland de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag op zich zal nemen, wordt niet gevolgd. Immers, het bestreden besluit is binnen de geldende termijnen genomen en ook de overdrachtstermijn die is gesteld in de Dublinverordening is nog niet verstreken. Daarnaast is in het aanmeldgehoor expliciet aangegeven dat onderzocht wordt of een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiseres. Eiseres is er daarom onterecht van uitgegaan dat Nederland verantwoordelijk is. Bij het vaststellen van de verantwoordelijkheid is bovendien de gestelde intentie van eiseres om naar Nederland te willen komen niet van belang.
5. Bij het aanmeldgehoor is gebruik gemaakt van een niet-registertolk. Op grond van artikel 28, derde lid, van de Wbtv [6] is dit mogelijk indien er sprake is van vereiste spoed en er niet tijdig een registertolk beschikbaar is. Uit de termijnen die volgen uit de Dublinverordening vloeit voort dat het aanmeldgehoor op korte termijn na het indienen van de asielaanvraag moet plaatsvinden. Hierdoor is voldaan aan de vereiste spoed. In het voornemen heeft verweerder medegedeeld dat er niet tijdig een registertolk beschikbaar was. Op de vraag of eiseres de tolk goed kan verstaan en begrijpen in de taal Baloetsji heeft zij bevestigend geantwoord. Aan het einde van het gehoor is nogmaals gevraagd of eiseres de tolk goed heeft kunnen begrijpen en verstaan. Zij heeft daarop opnieuw bevestigend geantwoord. Hieruit volgt dat eiseres niet in haar belangen is geschaad doordat zij is gehoord in aanwezigheid van een niet-registertolk.
6. Uitgangspunt is dat ten aanzien van Frankrijk mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt ook uit recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [7] . Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval anders is. Eiseres is hier niet in geslaagd.
7. Eiseres stelt dat haar echtgenoot in Frankrijk geen medische hulp zou kunnen krijgen om zijn psychische problemen te behandelen. Hoewel uit het AIDA rapport volgt dat het in sommige gevallen lastig is om in Frankrijk medische voorzieningen te krijgen, volgt hieruit niet dat deze hulp helemaal niet beschikbaar is. Er mag daarom nog steeds vanuit worden gegaan dat de medische voorzieningen in Frankrijk vergelijkbaar aanwezig en toegankelijk zijn met de voorzieningen in Nederland.
8. Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd waarom in de psychische klachten van haar echtgenoot geen aanleiding wordt gezien de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. Verweerder heeft hierbij kunnen overwegen dat niet aannemelijk is geworden dat de benodigde medische behandeling in Frankrijk niet beschikbaar is of dat Nederland het meest aangewezen land is voor de behandeling van zijn klachten.
9. Ten aanzien van de stelling dat het in het belang van de minderjarige kinderen is om in Nederland te blijven, wordt overwogen dat het in eerste instantie het belang van het kind is om bij de ouders te verblijven. Omdat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan, mag verwacht worden dat Frankrijk het belang van het kind voorop zal stellen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.AIDA, Country Report: France, Update 8 april 2022.
6.Wet beëdigde tolken en vertalers.