ECLI:NL:RBDHA:2023:15123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
640802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegde onteigening door de provincie Zuid-Holland met afwijzing van vorderingen tot tussenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een onteigeningsprocedure aangespannen door de Provincie Zuid-Holland. De provincie vorderde de vervroegde onteigening van een perceelsgedeelte van 7.285 m², gelegen in Wateringen, dat nodig is voor de reconstructie van de provinciale weg N211/Wippolderlaan. De rechtbank heeft de vorderingen tot tussenkomst van verschillende partijen, waaronder BP Europa SE en McDonald's Nederland B.V., afgewezen. Deze partijen stelden dat zij als derde belanghebbenden moesten worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat hun hoedanigheid als bezitter en huurder niet voldoende was onderbouwd. De provincie had aan zichzelf een schadeloosstelling van nihil aangeboden, wat door de rechtbank werd aanvaard. De rechtbank heeft de onteigening uitgesproken en de schadeloosstelling voor de provincie vastgesteld op nihil, terwijl voor BP een bedrag van € 50.000 werd vastgesteld, afhankelijk van de aanvaarding van het aanbod. De rechtbank heeft ook deskundigen benoemd voor de begroting van de schadeloosstelling voor de derde belanghebbenden. De procedure zal verdergaan met een rol voor uitlating en het bepalen van een datum voor de plaatsopneming door deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/640802 / HA ZA 23-28
Vonnis van 5 april 2023
in de zaak van
PROVINCIE ZUID-HOLLANDte Den Haag,
eiseres in de hoofdzaak,
gedaagde in de incidenten tot tussenkomst,
advocaat: mr. W.J. Bosma te Den Haag,
tegen
PROVINCIE ZUID-HOLLANDte Den Haag,
gedaagde in de hoofdzaak,
gedaagde in de incidenten tot tussenkomst,
advocaat: mr. J.C. Borman te Den Haag,
en
BP EUROPA SE-BP NEDERLANDt.h.o.d.n.
BP DE ZWETHte Rotterdam
eiseres in het incident tot tussenkomst,
advocaat: mr. F.A. Mulder,
en
MCDONALD’S NEDERLAND B.V.te Utrecht
eiseres in het incident tot tussenkomst,
advocaat: mr. F.A. Mulder,
en
[eiser in het incident]te [plaats] ,
[de B.V.]te [plaats] ,
ZWETHLAND B.V.te Wateringen,
eisers in het incident tot tussenkomst,
advocaat: mr. J.P. van den Berg.
Eiseres, tevens gedaagde in de hoofdzaak en in de incidenten tot tussenkomsten wordt hierna de provincie genoemd. Eisers in de incidenten tot tussenkomst worden hierna achtereenvolgens BP, McDonald’s, [eiser in het incident] , [de B.V.] en Zwethland genoemd. [eiser in het incident] , [de B.V.] en Zwethland worden gezamenlijk aangeduid met [eiser i/h incident c.s.]

1.De procedure

1.1.
In het dossier zitten de volgende processtukken:
- de dagvaarding, met producties,
- de incidentele conclusie tot tussenkomst van BP, met producties,
- de incidentele conclusie tot tussenkomt van McDonald’s, met producties,
- de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst tevens conclusie in de hoofdzaak van de provincie;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst van [eiser in het incident] , [de B.V.] en Zwethland, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst van de provincie.
1.2.
Op 30 december 2022 heeft de provincie de in artikel 23 Onteigeningswet (hierna: Ow) bedoelde stukken gedeponeerd, te weten:
  • een afschrift van de Staatscourant van 14 april 2022 (nr. 9542) waarin het Koninklijk Besluit d.d. 18 maart 2022, nr. 2022000639 (hierna: het KB) is gepubliceerd;
  • de verklaring van de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland d.d. 29 augustus 2022 dat de in artikel 63 van de Onteigeningswet genoemde documenten ter inzage hebben gelegen;
  • de verklaring van de burgemeester van de gemeente Westland d.d. 13 januari 2022 dat de in artikel 63 van de Onteigeningswet genoemde documenten ter inzage hebben gelegen;
  • de verklaring van de burgemeester van de gemeente Den Haag d.d. 16 november 2021 dat de in artikel 63 van de Onteigeningswet genoemde documenten ter inzage hebben gelegen.
1.3.
Ten slotte is een datum bepaald voor het wijzen van vonnis in de incidenten.

2.Wat is er aan de hand?

2.1.
In de hoofdzaak vordert de provincie onteigening in verband met de reconstructie van de provinciale weg N211/Wippolderlaan. In het KB is op grond van de artikel 72a Ow onder meer het volgende perceelsgedeelte aangewezen ter onteigening (hierna: het perceelsgedeelte):
- een gedeelte ter grootte van 7.285 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Wateringen, sectie C, nummer 6818, in totaal groot 22.703 m² (grondplannummer 34).
De provincie is eigenaar van het perceelsgedeelte en in het KB ook als zodanig aangewezen.
2.2.
Op het perceelsgedeelte staat een tankstation met fastfoodrestaurant (hierna: het Tankstation). Ter zake de exploitatie van (een deel van) het Tankstation zijn overeenkomsten gesloten tussen [eiser in het incident] - en BP (huur) en daarnaast tussen BP en McDonald’s (onderverhuur).
2.3.
Bij aanvang van onderhavige procedure waren de provincie, BP, McDonald’s en [eiser i/h incident c.s.] partij in een civiele procedure bij deze rechtbank, geregistreerd onder zaakkenmerk C/09/603867 / HA ZA 20-1172 (hierna: zaak 20-1172). Onderwerp van geschil in die zaak was onder meer en kort gezegd het bestaan van verschillende rechten en titels ten aanzien van het (voortgezet) gebruik van het perceelsgedeelte door BP, McDonald’s en [eiser i/h incident c.s.] De rechtbank is ambtshalve ermee bekend dat in zaak 20-1172 op 1 maart 2023 eindvonnis is gewezen (hierna: het eindvonnis in zaak 20-1172). [1]
2.4.
De provincie stelt in de dagvaarding (in deze procedure) dat zij BP en McDonald’s in deze procedure – zij het met kanttekeningen – wel als derde belanghebbenden beschouwt en [eiser i/h incident c.s.] niet (op dit standpunt van de provincie wordt hieronder nader ingegaan, voor zover nodig voor de beoordeling). Daarnaast blijkt volgens de provincie uit de kadastrale gegevens dat op het perceel waartoe het perceelsgedeelte behoort een zakelijk recht is gevestigd als bedoeld in artikel 5 lid 3 onder b van de Belemmeringenwet privaatrecht ten behoeve van B.V. Transportnet Zuid-Holland te Voorburg.
2.5.
Aan de provincie zijn geen andere belanghebbenden in de zin van de Ow bekend.
2.6.
Bij dagvaarding heeft de provincie aan zichzelf een schadeloosstelling van nihil aangeboden en aanvaard. Daarnaast doet de provincie het eerder op 14 juli 2022 aan BP gedane aanbod van € 50.000 gestand. Het eerder op 14 juli 2022 aan McDonald’s gedane aanbod is in de dagvaarding herzien van € 50.000 tot nihil.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan in de incidenten

3.1.
Bij hun incidentele conclusies hebben [eiser i/h incident c.s.] , BP en McDonald’s onder meer gevorderd om toegelaten te worden als tussenkomende partij in de hoofdzaak: [eiser in het incident] , [de B.V.] en Zwethland in hun hoedanigheid van bezitter van het perceelsgedeelte, BP in haar hoedanigheid van huurster van het perceelsgedeelte en rechthebbende op een (onder)opstalrecht voor het tankstation en McDonald’s in haar hoedanigheid van onderhuurster van een gedeelte van het perceelsgedeelte.
3.2.
De provincie concludeert tot afwijzing van de gevorderde tussenkomst door [eiser i/h incident c.s.] , BP en McDonald’s. De provincie betwist dat [eiser i/h incident c.s.] op grond van de wet, meer concreet het bepaalde in titel 5 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW), als bezitter van het perceelsgedeelte moet worden aangemerkt. De (ook in zaak 20-1172 door [eiser i/h incident c.s.] naar voren gebrachte) omstandigheden van het geval rechtvaardigen die conclusie niet. Bovendien is het standpunt van [eiser i/h incident c.s.] dat zij als bezitter moeten worden aangemerkt in strijd met hun vordering in zaak 20-1172 tot nakoming van een opstalrecht.
3.3.
Ten aanzien van BP en McDonald’s voert de provincie aan dat aan hen geen rechten en/of titels toekomen ten aanzien van het perceelsgedeelte en dus ook niet in de zin van artikel 3 lid 2 Ow. Dit neemt volgens de provincie niet weg dat het erop lijkt dat BP en McDonald’s op grond van respectievelijk met [eiser in het incident] /Zwethland en BP gesloten overeenkomsten moeten worden aangemerkt als (onder)huurder, maar dit is onvoldoende om te kunnen worden toegelaten als derde belanghebbende in deze procedure omdat van
bevoegdelijke(onder)verhuur – in dit geval geen sprake is. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst de provincie onder meer naar het procesdossier in zaak 20-1172 (zie 2.3). Ten aanzien van McDonald’s is volgens de provincie bovendien sprake van een niet-vervulde opschortende voorwaarde in de (onder)huurovereenkomst. Ook om die reden kan McDonald’s niet zonder meer worden aangemerkt als onderhuurder en (daarmee dus ook niet) als derde belanghebbende in de zin van artikel 3 lid 2 Ow, aldus de provincie.
3.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 3 lid 2 Ow kunnen derde belanghebbenden, waaronder huurders, onderhuurders en bezitters de rechtbank verzoeken om tussenkomst in een onteigeningsprocedure. Uit artikel 3 lid 3 Ow volgt, zover hier van belang, dat als de gestelde hoedanigheid van de derde belanghebbende wordt betwist, tussenkomst niet wordt toegelaten. Bij de beoordeling van de incidenten neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat artikel 3 lid 3 Ow de strekking heeft vertraging van de onteigeningsprocedure te voorkomen. De onteigeningsprocedure is naar haar aard een procedure die gericht is op een spoedige afwikkeling en die geen ruimte biedt voor beslissingen over rechtsverhoudingen.
3.5.
In dit geval wordt de door [eiser i/h incident c.s.] gestelde hoedanigheid van bezitter door de provincie betwist, zodat [eiser i/h incident c.s.] op de voet van artikel 3 lid 3 Ow niet worden toegelaten als interveniënten. Dit geldt ook voor McDonald’s, gelet op het hiervoor bedoelde standpunt van de provincie ten aanzien van de opschortende voorwaarde in de (onder)huurovereenkomst.
3.6.
Ook BP wordt niet toegelaten als interveniënt in deze procedure. Naar het oordeel van de rechtbank kan degene die huurt van een onbevoegd verhuurder niet worden aangemerkt als ‘huurder’ in de zin van artikel 3 lid 2 Ow. Omdat de provincie in dit geval de bevoegdheid van [eiser i/h incident c.s.] om het perceelsgedeelte aan BP te verhuren betwist, staat het bepaalde in artikel 3 lid 3 dus ook aan de tussenkomst van BP in de weg.
3.7.
Het voorgaande betekent dat [eiser i/h incident c.s.] , BP en McDonald’s hun beweerdelijke rechten niet in deze onteigeningsprocedure, maar in een andere procedure geldend moeten maken, waarna aanspraak kan worden gemaakt op de (eventueel) in deze procedure vastgestelde en te consigneren schadevergoeding. In die zin zijn [eiser i/h incident c.s.] , BP en McDonalds wel aan te merken als derde belanghebbenden in deze procedure
(zie in dit verband nader overweging 4.10).
3.8.
Dat in zaak 20-1172 – waarin zoals hiervoor overwogen onder meer onderwerp van geschil waren de rechten en titels voor het (voortgezet) gebruik van het perceelsgedeelte door BP, McDonald’s en [eiser i/h incident c.s.] – inmiddels eindvonnis is gewezen maakt het oordeel in de incidenten niet anders. De rechtbank neemt daarbij tot uitgangspunt dat in zaak 20-1172 hoger beroep kan worden ingesteld, nu de termijn van drie maanden als bedoeld in artikel 339 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) nog niet is verstreken. Van enige bindende kracht van beslissingen vervat in het eindvonnis in zaak 20-1172 kan – voor zover al relevant voor het oordeel in de incidenten in deze procedure – dus geen sprake zijn.
3.9.
De afwijzing van de incidentele vorderingen tot tussenkomst van BP en McDonald’s, leidt tot slot ertoe dat ook hun (voorwaardelijke ingestelde) vorderingen tot het verlenen van uitstel voor een inhoudelijke reactie op de dagvaarding moet worden afgewezen.

4.Het geschil en de boordeling daarvan in de hoofdzaak

4.1.
In de hoofdzaak vordert de provincie, zakelijk weergegeven, dat de rechtbank bij vonnis:
- bij vervroeging de onteigening uitspreekt van het in het KB ter onteigening aangewezen perceelsgedeelte ter grootte van 7.285 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Wateringen, sectie C, nummer 6818, in totaal groot 22.703 m² (grondplannummer 34) en vrij van alle lasten van rechten;
en met betrekking tot de provincie, omdat het aanbod door haar wordt aanvaard:
- de schadeloosstelling vaststelt op een bedrag van nihil voor alle schaden en kosten hoe ook genaamd, doch exclusief de kosten van juridische en deskundige bijstand;
en met betrekking tot huurder BP, indien het aanbod door haar wordt aanvaard:
- de schadeloosstelling voor huurder BP vaststelt op een bedrag van € 50.000 voor alle schade en kosten hoe ook genaamd, doch exclusief de kosten voor juridische en deskundige bijstand;
althans, indien het aanbod door huurder BP niet wordt aanvaard:
  • het voorschot op de schadeloosstelling bepaalt op 100% van het aangeboden bedrag, dus op € 50.000;
  • bepaalt dat de provincie zekerheid voor voldoening van de schadeloosstelling mag stellen door 100% van het aangeboden bedrag als voorschot te betalen;
en met betrekking tot onderhuurder McDonald’s indien het aanbod door haar wordt aanvaard:
- de schadeloosstelling voor onderhuurder McDonalds’s vaststelt op een bedrag van nihil voor alle schade en kosten hoe ook genaamd, doch exclusief de kosten voor juridische en deskundige bijstand;
althans, indien het aanbod door onderhuurder McDonald’s niet wordt aanvaard:
  • het voorschot op de schadeloosstelling bepaalt op 100% van het aangeboden bedrag, dus op nihil;
  • bepaalt dat de provincie zekerheid voor voldoening van de schadeloosstelling mag stellen door 100% van het aangeboden bedrag als voorschot te betalen;
en voorts, zowel met betrekking tot huurder BP als onderhuurder McDonald’s:
  • tot deskundigen te benoemt mr. J.R. Vermeulen, ir. C.A.G. Kea en C.G. Plomp;
  • een datum en locatie voor de plaatsopneming door deskundigen bepaalt.
Alle kosten rechtens.
4.2.
De provincie heeft bij conclusie van antwoord als gedaagde de aan zichzelf aangeboden schadeloosstelling (nogmaals) aanvaard en concludeert tot het uitspreken van de vervroegde onteigening.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat alle op straffe van nietigheid voorgeschreven wettelijke termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen. Daarom zal de gevorderde vervroegde onteigening worden uitgesproken.
4.4.
Omdat de provincie het aanbod heeft aanvaard, zal de rechtbank de schadeloosstelling vaststellen voor de provincie bepalen op de som van het door haar aanvaarde aanbod, te weten op nihil.
4.5.
Bepaling van een voorschot voor [eiser in het incident] , BP en McDonald’s kan gelet op de betwisting van hun hoedanigheid als tussenkomende partij en het bepaalde in artikel 54i Ow achterwege blijven. B.V. Transportnet Zuid-Holland is niet tussengekomen in de procedure.
4.6.
De rechtbank dient zich op grond van artikel 54j Ow te laten voorlichten door deskundigen voor de begroting van de schadeloosstelling van (in ieder geval) de derde-belanghebbenden [eiser in het incident] , BP en McDonald’s.
4.7.
Door de provincie zijn naast deze zaak – al dan niet volgend op een verzoek tot vervroegde plaatsopneming – verschillende andere onteigeningszaken aangebracht in verband met de reconstructie van de provinciale weg N211/Wippolderlaan. In die zaken is bij beschikkingen van 8 september 2022 een deskundigencommissie benoemd, bestaande uit mr. J.R. Vermeulen, ir. C.A.G. Kea en C.G. Plomp. De (vervroegde) plaatsopnemingen in die zaken zijn bij beschikkingen van 22 november 2022 bepaald op 9, 14, 23 en 28 maart 2023, met als startlocatie het adres ‘ [Naam] ’, [adres] . De provincie vordert om de voornoemde deskundigen ook in onderhavige zaak te benoemen, met inachtneming van de beschikkingen van 8 september 2022 en 22 november 2022.
4.8.
De rechtbank is, in lijn met de vordering van de provincie, voornemens Vermeulen, Kea en Plomp voornoemd te benoemen als deskundigen. Omdat [eiser i/h incident c.s.] , BP en McDonald’s zich niet uit hebben kunnen laten over de te benoemen deskundigen, zal de rechtbank hen die gelegenheid bieden. De rechtbank acht dit in dit geval wenselijk. Ondanks dat aan [eiser i/h incident c.s.] , BP en McDonald’s niet zal worden toegestaan om tussen te komen in deze procedure, komen (ook) aan hen als derde belanghebbenden immers wel rechten toe op grond van de Onteigeningswet, waaronder ten aanzien van de vaststelling van de schadeloosstelling (door deskundigen). Bovendien moet in dit geval – gelet op de gevorderde tussenkomst – ermee rekening worden gehouden dat [eiser i/h incident c.s.] , BP en McDonald’s van deze rechten daadwerkelijk gebruik willen maken. De rechtbank zal de procedure daarom voor uitlating deskundigen naar de rol over 14 dagen verwijzen.
4.9.
Voor het overige neemt de rechtbank zich voor om als startlocatie voor de opneming het adres ‘ [Naam] ’, [adres] aan te wijzen. Na de opneming, waarvan de datum nader bepaald zal worden, zal mogelijkheid zijn voor een mondelinge toelichting.
4.10.
De rechtbank ziet, mede gelet op het eindvonnis in zaak 20-1172, aanleiding om een werkwijze hanteren waarbij voorafgaand aan de plaatsopneming en de mondelinge toelichting schriftelijke stukken kunnen worden gewisseld door (de advocaten van) de provincie en [eiser i/h incident c.s.] , BP en McDonald’s. Op die manier kan de mondelinge toelichting op dit punt worden beperkt tot een reactie op elkaars standpunten ter zake en het bieden van ruimte voor vragen van de deskundigen. De procedure ter zake wordt bepaald als volgt:
  • twee weken voor de plaatsopneming dient de provincie haar nota ter toelichting in bij de te benoemen deskundigencommissie en de rechtbank, onder gelijktijdige toezending aan de advocaten van [eiser i/h incident c.s.] , BP en McDonald’s.
  • De advocaten vaan laatstgenoemden dienen vervolgens een week voor de plaatsopneming hun toelichting in bij de provincie, de te benoemen deskundigencommissie en de rechtbank. Bij deze stukken van partijen dient ook een opgave te worden gedaan welke personen aanwezig zullen zijn bij de plaatsopneming, met vermelding van hun functie.
4.11.
Met het oog op het bepalen van een datum zullen verhinderdata worden opgevraagd bij de (advocaten van) de provincie, [eiser i/h incident c.s.] , BP en McDonald’s. De verhinderdata zullen worden opgevraagd door het roosterbureau van de rechtbank en kunnen desgevraagd uitsluitend worden ingediend op het e-mailadres roosterbureau.handel.rb-dh@rechtspraak.nl.
4.12.
De rechtbank zal tot slot ambtshalve een nieuwsblad aanwijzen waar een uittreksel van deze beslissing op kosten van de provincie zal worden gepubliceerd.
4.13.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
In de incidenten
5.1.
Wijst de vorderingen van [eiser i/h incident c.s.] , BP en McDonald’s tot tussenkomst af.
In de hoofdzaak
5.2.
spreekt vervroegd de onteigening uit ten behoeve en ten name van de provincie van:
- het gedeelte ter grootte van 7.285 m² van het perceel kadastraal bekend gemeente Wateringen, sectie C, nummer 6818, in totaal groot 22.703 m² (grondplannummer 34).
vrij van alle op de zaak rustende lasten en rechten;
5.3.
stelt de schadeloosstelling voor de provincie vast op nihil;
5.4.
verwijst deze procedure naar de rol van 19 april 2023 voor uitlating als bedoeld in 4.8.;
5.5.
bepaalt dat de opneming door deskundigen op een nader te bepalen datum en tijd zal plaatsvinden;
5.6.
bepaalt dat de (advocaten van) de provincie, [eiser i/h incident c.s.] , BP en McDonald’s en de deskundigen op instructie van het roosterbureau en uitsluitend aan het roosterbureau hun verhinderdata kunnen indienen;
5.7.
wijst “AD/Haagse Courant” aan als nieuwsblad waarin de griffier van deze rechtbank op kosten van de onteigenaar deze beslissing bij uittreksel zal plaatsen;
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.A.M. Kroft en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.
2968

Voetnoten

1.Rb. Den Haag 1 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2742).