ECLI:NL:RBDHA:2023:15091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.2083
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en dwangsom bij niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Russische eiseres, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft eerder, op 13 juli 2021, een beroep van de eiseres gegrond verklaard en de Staatssecretaris opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit te nemen. Echter, de Staatssecretaris heeft verzuimd tijdig te beslissen, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door de eiseres op 20 december 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken en dat de eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond verklaard.

De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsom verbeurt bij het niet tijdig nemen van een besluit, maar dat de rechterlijke dwangsom wel van toepassing is. De rechtbank heeft de Staatssecretaris opgedragen binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken op de asielaanvraag van de eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van de eiseres zijn vastgesteld op € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2083

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

geboren op [geboortedatum] ,
van Russische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2021 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen en geweigerd haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 13 juli 2021 heeft deze rechtbank en zittingsplaats Zwolle het daartegen door eiseres ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd en bepaald dat verweerder binnen acht weken een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak (ECLI:NL:RBDHA:2021:8620).
Bij uitspraak van 8 juni 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd (ECLI:NL:RVS:2022:1532).
Bij brief van 20 december 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 23 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft in dit dossier geen stukken en geen verweerschrift ingediend. De rechtbank gaat daarom uit van de door eiseres verstrekte informatie.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken, dat eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (hierna: de Tijdelijke wet) is bepaald dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19, afdeling 8.2.4a en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb niet van toepassing zijn op de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
6. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft zich in twee uitspraken van 30 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353) uitgelaten over de verbindendheid van artikel 1 van de Tijdelijke wet voor zover dat artikel de mogelijkheid uitsluit dat in de asielprocedure de staatssecretaris een dwangsom verbeurt wanneer hij na ingebrekestelling niet tijdig een besluit neemt op een asielaanvraag (de bestuurlijke dwangsom) en dat de bestuursrechter bepaalt dat de staatssecretaris een in een uitspraak vast te stellen dwangsom verbeurt (de rechterlijke dwangsom). Naar het oordeel van de ABRvS is het uitsluiten van het verbeuren van een bestuurlijke dwangsom niet in strijd met het Unierecht. Dit betekent dat de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsom verbeurt als hij niet binnen twee weken na ingebrekestelling alsnog een besluit neemt op de asielaanvraag van de vreemdeling. Het afschaffen van de rechterlijke dwangsom in asielzaken heeft de ABRvS wél in strijd met het Unierecht geacht. Artikel 1 van de Tijdelijk wet is in zoverre onverbindend.
7. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb bepalen dat verweerder alsnog een besluit bekend dient te maken op de asielaanvraag van eiseres. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. In de uitspraak van 13 juli 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:8620) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle bepaald dat verweerder binnen acht weken een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding daarover anders te oordelen. De rechtbank acht een termijn van twee weken, zoals door eiseres verzocht, te kort en bepaalt (wederom) dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken
.
8. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.