Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
eisende partij,
[gedaagde01] ,gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
gedaagde partij,
1.Procedure
2.Feiten
Zoals besproken met alle drie hierbij in het kort mijn reactie op dit gesprek van ons in December. Ook ik kijk graag uit naar de schone lei en de mooie succesvolle toekomst maar het lijkt me wel dat we hiervoor eerst nog een keer goed moeten doorpraten over deze beoordeling. Het zal duidelijk zijn dat deze beoordeling voor mij niet alleen totaal onverwacht kwam, maar dat ik daarnaast een andere visie heb op hoe het afgelopen jaar is verlopen en hetgeen door jou verwoord is in mijn RGA eindbeoordeling 2021. (…)
Betrokkene ervaart spanningsklachten. De directe aanleiding voor haar ziekmelding was een contact met haar werkgever. Ze is hierdoor erg van slag.
3.Vordering en grondslag
ongeveer 3x per week 2 uur – verkennende taken, zonder druk en deadlines (bv. Weer contacten leggen, inlezen, ondersteunende taken) – bij voorkeur eerst vanuit huis”, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag of gedeelte daarvan dat gedaagde in gebreke blijft daaraan te voldoen;
4.Verweer
5.Beoordeling
het al langer bestaande werkprobleem waarvoor een mediationtraject zou worden hervat”. Partijen twisten vervolgens over de vraag aan wie het te wijten is dat mediation onvoldoende van de grond is gekomen. Wat daar verder ook van zij, vast staat dat mediation niet is hervat en daarmee dat het arbeidsconflict nog niet is opgelost. Verder is het naar het oordeel van de kantonrechter op basis van de door [gedaagde01] overgelegde interne memo voldoende aannemelijk dat collega’s van [eiser01] binnen het [x01] -team problemen ervaren met haar wijze van communiceren en het lastig vinden om met haar samen te werken. Dat beeld lijkt vervolgens te worden bevestigd in de verklaring van mevrouw [naam05] , het hoofd [x01] en de direct leidinggevende van [eiser01] . Dat [eiser01] zelf heeft verklaard dat geen sprake is van een conflict met haar collega’s en haar leidinggevende doet daaraan niet af, nu die stelling naar het oordeel van de kantonrechter – gelet op de onderbouwing van [gedaagde01] – onvoldoende aannemelijk is geworden. Dat er collega’s zijn die wel prettig met [eiser01] samenwerken, zoals door haar is gesteld, doet daar ook niet aan af. Dat laat immers onverlet dat sprake kan zijn van een arbeidsconflict met (een) andere collega(‘s). Daarnaast volgt ook uit het functioneringsverslag over 2021 dat communicatie richting het team een terugkerend probleem was en dat in 2022 een verbetertraject zou worden opgezet. Dat de melding van [eiser01] bij de Vertrouwenspersoon aan de beslissing om aan haar een vaststellingsovereenkomst voor te leggen ten grondslag ligt, is gelet daarop onvoldoende aannemelijk geworden. De kantonrechter acht het wel aannemelijk dat de verhoudingen naar aanleiding van die melding en ook de klacht van [eiser01] over het traject bij de Vertrouwenspersoon nog verder op scherp zijn komen te staan, maar dat [gedaagde01] alleen daarom aan zou sturen op beëindiging van de arbeidsovereenkomst is onvoldoende aannemelijk geworden.