ECLI:NL:RBDHA:2023:14986

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
09/230082-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gijzeling met bedreiging en geweld

In deze strafzaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 september 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van het medeplegen van gijzeling. De feiten vonden plaats tussen 11 en 12 augustus 2022, toen het slachtoffer door de verdachte en medeverdachten werd benaderd en gedwongen om geld af te geven. Het slachtoffer werd in een auto meegenomen naar Bergschenhoek, waar hij werd bedreigd, getaserd, geschopt en geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de gijzeling, hoewel hij niet direct geweld heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 163 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn motivatie om zijn leven op orde te krijgen en het feit dat hij niet eerder is veroordeeld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een tweede tenlastelegging, omdat niet bewezen kon worden dat hij betrokken was bij de diefstal van goederen van het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde feit en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-230082-22
Datum uitspraak: 28 september 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de terechtzitting van 14 september 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. A.L.M. de L’Isle en de advocaat van de verdachte is mr. R.T. Poort te Beverwijk. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 11 augustus 2022 tot en met 12 augustus 2022 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas en/of Bergschenhoek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- [slachtoffer 1] bij zijn woning op te zoeken,
- tegen [slachtoffer 1] te zeggen dat er geld moest komen,
- het zich als groep naar [slachtoffer 1] begeven en/of creëren van een numeriek overwicht ten opzichte van [slachtoffer 1] ,
- de autosleutel van [slachtoffer 1] af te pakken,
- te zoeken in de auto van [slachtoffer 1] naar waardevolle goederen en/of een zomerjas (merk: Stone Island) van [slachtoffer 1] weg te nemen,
- weg te rijden met zijn, [slachtoffer 1] , auto (Ford Ka),
- tegen [slachtoffer 1] te zeggen dat hij mee moest lopen naar de auto (Toyota Aygo) en achterin moest gaan zitten,
- met [slachtoffer 1] in die auto te rijden naar een parkeerplaats,
- tegen [slachtoffer 1] te zeggen dat hij moest betalen of anders met 9 vingers naar huis zou gaan en/of (vervolgens) te dreigen dat ze hem iets aan zouden doen,
- te dreigen een Glock (vuurwapen) te halen,
- ( vervolgens) een doek en/of hoodie over het hoofd van [slachtoffer 1] heen te trekken,
- [slachtoffer 1] te slaan en/of te schoppen tegen zijn lichaam,
- [slachtoffer 1] te taseren op zijn knie, been, armen en/of buik, althans zijn lichaam, met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten tot afgifte van een hoeveelheid
(2000 euro) geld;
2
hij op of omstreeks 11 augustus 2022 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een autosleutel, een auto (merk Ford Ka, [kenteken] ) en/of een zomerjas (Stone Island), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met dien verstande dat tot partiële vrijspraak is gerekwireerd voor wat betreft de diefstal van de zomerjas (Stone Island).
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
3.3
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Op 11 augustus 2022 zijn de auto, de autosleutel en een jas van de aangever [slachtoffer 1] weggenomen. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat de verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het wegnemen van deze goederen. Niet kan worden vastgesteld dat de verdachte in de auto heeft gezeten of gereden of dat hij de autosleutels of de jas van de aangever in zijn bezit heeft gehad. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen voor feit 1
De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen. De rechtbank komt op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van feit 1, het medeplegen van gijzeling van [slachtoffer 1] . Dat volgt uit de aangifte van [slachtoffer 1] en de processen-verbaal van de politie waaruit volgt dat de telefoon van de verdachte op meerdere cruciale momenten op of in de buurt van de plaatsen is geweest waar de gijzeling heeft plaatsgevonden, te weten [locatie 1] in Nieuwerkerk aan den IJssel, [locatie 2] in Bergschenhoek en vervolgens weer [locatie 1] in Nieuwerkerk aan den IJssel.
3.5
Bewijsoverwegingen
Door de raadsman is integrale vrijspraak bepleit. Het verweer komt er op neer dat weliswaar de telefoon van de verdachte telkens op de plaats delict is geweest, maar de verdachte zelf niet. De verdachte is niet betrokken geweest bij de gijzeling van [slachtoffer 1] . De verdachte had op de avond van 11 augustus 2022 een feestje bij hem thuis. Op dat feestje is de verdachte zijn telefoon verloren. Toen de verdachte dat ontdekte, om een uur of negen ’s avonds, heeft hij alle mensen op het feest naar huis gestuurd en is hij gaan slapen. De volgende dag lag zijn telefoon op de deurmat; deze was door de brievenbus gegooid, aldus de verdachte.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 11 augustus 2022 zag [slachtoffer 1] vanaf het balkon van zijn woning aan de [locatie 1] in Nieuwerkerk aan den IJssel twee personen aan komen lopen. De aangever herkende één van deze twee personen als [bijnaam] . [bijnaam] is de bijnaam van [medeverdachte 1] . De aangever is naar [bijnaam] en de andere jongen toe gelopen. De aangever werd om geld gevraagd. Toen de aangever zei dat hij geen geld had, kwamen er nog drie jongens bij staan. De aangever werd vervolgens gedwongen om zijn autosleutel af te geven. Door [bijnaam] en de eerste jongen, van wie later bleek dat het [medeverdachte 2] was, werd in de auto van de aangever gekeken of daar waardevolle spullen in lagen. Ze vonden alleen de jas van de aangever. Zij wilden echter nog steeds geld van aangever hebben. De aangever is vervolgens gedwongen om mee te lopen naar een auto. De aangever werd gedwongen in te stappen in een zwarte Toyota Aygo. [bijnaam] en [medeverdachte 2] reden weg in de auto van de aangever. De aangever moest met de drie anderen in de Toyota Aygo gaan zitten. De vijf verdachten zijn met de aangever naar [locatie 2] in Bergschenhoek gereden. Toen zij in Bergschenhoek waren aangekomen, werd de aangever opnieuw om geld gevraagd. Als de aangever niet zou betalen, zou hij met negen vingers naar huis gaan, zo werd hem gezegd. Ook werd er gedreigd met het halen van een vuurwapen. Op een gegeven moment moest de aangever de Snapchatnaam van zijn vriendin noemen, zodat de verdachten de vriendin van de aangever konden benaderen om haar geld afhandig te maken.
Op enig moment is de aangever geblinddoekt. Terwijl [bijnaam] met de vriendin van de aangever aan het chatten was, werd de aangever getaserd, geslagen en geschopt. Nadat was afgesproken dat er voor de vrijlating van de aangever geld zou worden betaald, zijn de verdachten teruggereden naar Nieuwerkerk aan den IJssel. Daar zijn twee van de vijf verdachten, te weten [bijnaam] en [medeverdachte 2] , door de politie aangehouden. Twee andere verdachten zijn aan de politie ontkomen.
Naar aanleiding van deze gijzeling heeft de politie onderzoek gedaan naar de zendmasten in de omgeving van [locatie 1] in Nieuwerkerk aan den IJssel en [locatie 2] in Bergschenhoek en naar de telefoons die deze zendmasten hebben aangestraald ten tijde van de gijzeling. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat - onder andere - de telefoon met het [telefoonnummer 1] de zendmast in de omgeving van [locatie 1] heeft aangestraald ten tijde van het begin en het einde van de gijzeling en dat deze telefoon de zendmast in de omgeving van [locatie 2] heeft aangestraald op het moment dat de aangever daar tegen zijn wil werd vastgehouden. Dit telefoonnummer behoort aan de verdachte toe. Ook de telefoon van [medeverdachte 3] (waarmee de onderhandelingen zijn gevoerd) en de telefoon van [medeverdachte 4] (die beschikte over een zwarte Toyota Aygo) stralen die plekken aan. De conclusie van de rechtbank is dat zij alle drie op de verschillende plaatsen delict zijn geweest.
De verdachte heeft voor de aanwezigheid van zijn telefoon een alternatieve verklaring geven. Hij heeft verklaard dat hij een feestje bij hem thuis had, dat iemand anders zijn telefoon heeft meegenomen en dat zijn telefoon de volgende dag weer door de brievenbus bij hem naar binnen is gegooid.
Deze verklaring zal de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde stellen. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Om te beginnen heeft de verdachte dit allemaal pas ter zitting verklaard. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij zich op advies van zijn eerste advocaat bij de politie, bij de rechter-commissaris en in de raadkamer gevangenhouding op zijn zwijgrecht heeft beroepen. De rechtbank vindt het echter ongeloofwaardig dat de verdachte niet meteen had kunnen verklaren dat hij zijn telefoon kwijt was geraakt. Daarbij valt ook op dat geen van de andere verdachten over een feest bij de verdachte heeft verklaard, terwijl – volgens de verdachte – ook de [medeverdachte 4] Bouaroud en [medeverdachte 3] op dat feest waren. Ook de verklaring van de verdachte, dat hij om een uur of negen die avond erachter kwam dat hij zijn telefoon miste en dat hij daarom de andere gasten heeft weggestuurd, roept vragen op. De verdachte verklaart dat hij gestresst raakte toen hij er achter kwam dat zijn telefoon weg was. Dan is niet verklaarbaar, terwijl hij kennelijk wel dacht dat iemand van zijn gasten de telefoon had gepakt, iedereen naar huis heeft laten gaan zonder ook maar aan iemand van zijn vrienden zijn telefoon terug te vragen. De verdachte heeft ook verklaard dat hij de telefoon de volgende dag nog heeft onderzocht en dat daar niets geks mee was gebeurd. Dat strookt echter niet met het gegeven dat er om 23.09 uur en om 23.17 uur via FaceTime gebeld is met het [telefoonnummer 2] dat toebehoort aan de [medeverdachte 3] . Met diens telefoon zijn de onderhandelingen over de vrijlating van het slachtoffer gevoerd. Daarnaast zijn er om 5.23 uur en om 7.01 uur via Snapchat berichten verstuurd. Als de verdachte daadwerkelijk zijn telefoon was kwijtgeraakt en hij de telefoon, zoals hij heeft verklaard, had onderzocht nadat hij die had teruggekregen, dan hadden deze FaceTime-gesprekken en de Snapchatberichten de verdachte moeten zijn opgevallen. Daar komt nog bij dat uit de telefoongegevens van de verdachte blijkt dat hij de dag na de gijzeling, op 12 augustus 2022 om 18.43 uur, gezocht heeft naar de coördinaten van [locatie 1] in Nieuwerkerk aan den IJssel, de plek waar de gijzeling begon. Ook heeft de telefoon van de verdachte op 12 augustus 2022 om 18.10 uur en 18.30 uur en op 13 augustus 2022 om 16.08 uur en 16.30 uur de basisstations die dekking geven aan de [locatie 1] te Nieuwerkerk aan den IJssel hebben aangestraald. Voor deze omstandigheden heeft de verdachte geen duidelijke verklaring gegeven. Zijn lezing dat hij de dag erna een vriend wilde opzoeken die daar in de buurt woont is daarvoor onvoldoende. Hij heeft daarover geen details zoals een naam en adres willen geven en bovendien verklaart dat niet waarom de coördinaten van [locatie 1] moesten worden opgezocht.
Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario is in het licht van alle hiervoor genoemde omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet overtuigend.
Er is geen enkele geloofwaardige reden te bedenken waarom alleen de telefoon van de verdachte op de verschillende plaatsen delict is geweest, die dan kennelijk bij iemand anders in gebruik zou zijn geweest. [medeverdachte 3] had zelf een telefoon, en die is ook gebruikt, en [medeverdachte 4] had ook zelf een telefoon. De rechtbank acht de verklaring die de verdachte heeft gegeven dan ook ongeloofwaardig. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in persoon bij de gijzeling van [slachtoffer 1] aanwezig is geweest.
Vervolgens is de vraag wat het aandeel van de verdachte is geweest in deze gijzeling. Uit het dossier blijkt dat de aangever in een zwarte Toyota Aygo met drie verdachten naar [locatie 2] in Bergschenhoek is gereden. De verdachte is één van deze drie personen geweest. De aangever zat met drie verdachten in deze auto. Eén van hen moet de Toyota hebben bestuurd. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat een medeverdachte, [medeverdachte 4] de eigenaar is van een zwarte Toyota Aygo. De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat [medeverdachte 4] zelf in zijn auto heeft gereden en dat de verdachte één van de twee personen is geweest die met de aangever in de Toyota zat. Een andere mogelijkheid is dat de verdachte de Toyota heeft bestuurd.
In beide gevallen is er sprake van het leveren van een wezenlijke bijdrage aan het begin van de gijzeling, ofwel door het besturen van de auto ofwel door het meerijden in de auto en zo – alleen al door het getalsmatig overwicht – te verhinderen dat de aangever de auto kon verlaten. Uit de bewijsmiddelen, te weten de verklaring van de aangever in combinatie met de telefoongegevens, blijkt verder dat de verdachte van het begin tot het einde bij de ruim zes uur durende gijzeling betrokken is geweest. Niet kan worden vastgesteld of het de verdachte zelf was die de aangever heeft getaserd, geschopt of geslagen. De verdachte is daar echter wel bij aanwezig geweest, hij heeft zich niet gedistantieerd en niet ingegrepen. Uit de verklaring van de aangever volgt dat [bijnaam] met de drie andere personen, waaronder de verdachte, heeft overlegd voorafgaand aan het geweld en aan deze drie personen, waaronder de verdachte, de opdracht heeft gegeven geweld toe te passen. Ook toen heeft de verdachte zich niet merkbaar gedistantieerd. Het was de aangever onder al die omstandigheden duidelijk dat hij alleen stond tegenover ten minste vier andere personen, waaronder de verdachte. Ten slotte heeft de verdachte – blijkens de historische gegevens - met een ander [slachtoffer 1] weer teruggebracht naar Nieuwerkerk aan den IJssel vanaf [locatie 2] .
Deze betekenisvolle aanwezigheid gedurende het hele delict en de bijdrage aan het wegvoeren van de aangever uit en terugbrengen naar Nieuwerkerk aan den IJssel zijn van voldoende gewicht om van medeplegen van gijzeling te kunnen spreken. De voorgaande gedragingen in samenhang bezien brengen de rechtbank tot de conclusie dat sprake is geweest van opzet op een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten ten aanzien van de gijzeling van [slachtoffer 1] .
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank, anders dan door de verdediging is betoogd, van oordeel dat sprake is van het medeplegen van gijzeling door de verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 11 augustus 2022 tot en met 12 augustus 2022 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas en Bergschenhoek, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd, door
- [slachtoffer 1] bij zijn woning op te zoeken,
- tegen [slachtoffer 1] te zeggen dat er geld moest komen,
- het zich als groep naar [slachtoffer 1] begeven en creëren van een numeriek overwicht ten opzichte van [slachtoffer 1] ,
- de autosleutel van [slachtoffer 1] af te pakken,
- te zoeken in de auto van [slachtoffer 1] naar waardevolle goederen en/of een zomerjas (merk: Stone Island) van [slachtoffer 1] weg te nemen,
- weg te rijden met zijn, [slachtoffer 1] , auto (Ford Ka),
- tegen [slachtoffer 1] te zeggen dat hij mee moest lopen naar de auto (Toyota Aygo) en achterin moest gaan zitten,
- met [slachtoffer 1] in die auto te rijden naar een parkeerplaats,
- tegen [slachtoffer 1] te zeggen dat hij moest betalen of anders met 9 vingers naar huis zou gaan en vervolgens te dreigen dat ze hem iets aan zouden doen,
- te dreigen een Glock (vuurwapen) te halen,
- vervolgens een doek en/of hoodie over het hoofd van [slachtoffer 1] heen te trekken,
- [slachtoffer 1] te slaan en te schoppen tegen zijn lichaam,
- [slachtoffer 1] te taseren op zijn knie, been, armen en buik,
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te dwingen tot afgifte van geld.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich moet houden aan een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor Nieuwerkerk aan den IJssel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een veroordeling geen gevangenisstraf op te leggen. Als de verdachte weer vast komt te zitten, zal dit zijn opleiding en stage frustreren. Indien een straf opgelegd moet worden, verzoekt de raadsman een voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op 11 en 12 augustus 2022 schuldig gemaakt aan het medeplegen van gijzeling van het slachtoffer [slachtoffer 1] . Het slachtoffer is eerst door twee medeverdachten benaderd en om geld gevraagd waarna de verdachte en twee andere medeverdachten erbij zijn gekomen. Zij hebben het slachtoffer vervolgens in een auto meegenomen naar Bergschenhoek alwaar het slachtoffer is bedreigd, getaserd, geschopt en geslagen. Dit alles is gedaan met het doel om hem geld afhandig te maken. Toen bleek dat het slachtoffer het geld niet had, hebben verdachte en zijn medeverdachten de vriendin van het slachtoffer benaderd om het geld van haar te krijgen. Er is meerdere malen contact opgenomen met de vriendin van het slachtoffer en in de vroege ochtend van 12 augustus 2022 is de afspraak gemaakt dat het slachtoffer tegen afgifte van een aanzienlijk geldbedrag vrij zou komen.
De verdachte heeft als medepleger een wezenlijke bijdrage aan dit feit geleverd. Ook zijn aandeel in het feit zal het slachtoffer angstig hebben gemaakt. De verdachte heeft daardoor een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Dit soort feiten veroorzaken, naast leed voor het slachtoffer, en angst bij diens moeder en vriendin, ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 augustus 2023. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 26 april 2023 en de mondelinge toelichting die daarop door de [deskundige] ter zitting is gegeven. Daaruit volgt - kort samengevat - dat de verdachte zijn leven op orde heeft. Zo heeft hij een steunend familienetwerk, is er geen sprake van schulden- of middelenproblematiek en ervaart hij geen psychische klachten. Bovendien ging de verdachte tot voor kort naar school en is hij voornemens om dezelfde opleiding, Persoonlijk Begeleider Specifieke Doelgroepen, in september 2023 te hervatten in bbl-vorm. De verdachte heeft dagbesteding in de vorm van een stage. De verdachte is gemotiveerd om te werken aan zichzelf en aan zijn toekomst. Ondanks dat de reclassering niet voldoende zicht heeft gekregen op het sociaal netwerk van de verdachte en de mogelijke rol die dit heeft gespeeld bij de totstandkoming van het delict, acht de reclassering bij een veroordeling verdere reclasseringsbemoeienis niet geïndiceerd. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De deskundige heeft ter terechtzitting bevestigd dat de verdachte zijn leven op orde heeft. Hij heeft zich tijdens de schorsingsperiode meewerkend en open opgesteld. De verdachte is gegroeid in zijn ontwikkeling.
Strafmodaliteit en strafmaatGelet op wat hiervoor is overwogen, en met name gelet op de ernst van het feit, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf passend en geboden is.
Bij het opleggen van de straf houdt de rechtbank echter rekening met het feit dat de kans op recidive laag is en met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Verder heeft de verdachte in het afgelopen jaar laten zien dat hij op een positieve manier met zijn toekomst bezig is. Zo heeft hij een stageplaats en is hij gemotiveerd voor zijn opleiding. Als de verdachte opnieuw in detentie moet, wordt deze positieve ontwikkeling doorkruist.
De rechtbank ziet daarin aanleiding om een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en het onvoorwaardelijke gedeelte te beperken tot de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Het voorwaardelijke deel van de straf dient om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod met de aangever of een locatieverbod voor Nieuwerkerk aan den IJssel aan de verdachte op te leggen.
Alles overwegende zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen voor de duur van
180 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 163 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 282a van het wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.6 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
medeplegen van gijzeling;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
180(
honderdtachtig)
dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 163 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstrafvoor de duur van
200(
tweehonderd)
uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100(
honderd)
dagen;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.E. Schotte, kinderrechter,
en mr. D.M. Rupert, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 september 2023.
Mr. D.M. Rupert is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.