ECLI:NL:RBDHA:2023:14969

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/649015 / FA RK 23-4202
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming verhuizing van minderjarigen in gezagsgeschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een gezagsgeschil tussen een moeder en een vader over de vervangende toestemming voor verhuizing van de minderjarige kinderen. De moeder heeft verzocht om toestemming om met haar kinderen, [minderjarige01] en [minderjarige03], te verhuizen naar [plaats01]. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, alsook om de zorgregeling te wijzigen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder het ouderschapsplan dat de ouders hebben opgesteld na hun scheiding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de vader gezamenlijk gezag uitoefenen over de kinderen en dat de moeder voor de verhuizing toestemming van de vader nodig heeft. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en overwogen dat de moeder voldoende heeft aangetoond dat er een noodzaak is voor de verhuizing. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verhuizing niet in strijd is met de belangen van de kinderen en dat de zorgregeling niet hoeft te wijzigen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en de vader's verzoeken afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-4202
Zaaknummer: C/09/649015
Datum beschikking: 3 oktober 2023 (bij vervroeging)

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 15 juni 2023 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats01] (gemeente [gemeente01] ),
advocaat: mr. L.J.W. van Kesteren te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02]

de vader,
wonende te [woonplaats01] (gemeente [gemeente01] ),
advocaat: mr. K. van der Bijl te Bodegraven.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het op 15 juni 2023 ingekomen verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder;
  • de bief van 5 september 2023, met bijlagen, van de moeder;
  • het op 5 september 2023 ingekomen verweerschrift met voorwaardelijk zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vader;
  • het F9-formulier van 6 september 2023, met bijlagen, van de vader;
  • de brief van 6 september 2023 van de vader;
  • het F9-formulier van 7 september 2023, met bijlagen, van de moeder.
Op 11 september 2023 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en mr. [advocaat-stagiair01] (advocaat-stagiair);
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [medewerker RvdK01] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De advocaat van de moeder heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd en voorgedragen.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn getrouwd geweest van [datum huwelijk01] 2011 tot [datum echtscheiding01] 2021.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige01] geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] ,
  • [minderjarige02] geboren op [geboortedatum02] 2014 te [geboorteplaats01] ,
  • [minderjarige03] geboren op [geboortedatum03] 2017 te [geboorteplaats02] .
  • De vader en de moeder oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] uit.
  • De vader en de moeder hebben op 28 oktober 2021 een ouderschapsplan ondertekend, waarin zij – voor zover hier van belang – hebben afgesproken:
  • dat [minderjarige01] en [minderjarige03] de hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en [minderjarige02] bij de vader;
  • dat de kinderen in de oneven weken van woensdagavond tot vrijdag uit school en in de even weken van woensdagavond tot maandagochtend bij de moeder verblijven, en de overige dagen bij de vader;
  • dat de ouders dicht bij elkaar blijven wonen, en in ieder geval in [woonplaats01] of directe omgeving, om de ouderschapsregeling te kunnen uitoefenen, en dat de kinderen op hun huidige school in [woonplaats01] blijven;
  • dat de zorgverdeling opnieuw wordt bekeken als de vader of de moeder buiten [woonplaats01] of directe omgeving gaat wonen of een andere baan krijgt die invloed heeft op de zorgverdeling.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht haar toestemming te verlenen, die de toestemming van de vader vervangt, om met [minderjarige01] en [minderjarige03] naar [plaats01] te verhuizen en hen in te schrijven op het adres [adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] , althans te beslissen zoals de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast verzoekt de vader voorwaardelijk zelfstandig:
in het geval de moeder toch verhuist naar [plaats01] en haar woning in [woonplaats01] verkoopt, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] en [minderjarige03] bij de vader te bepalen;
indien de moeder toch verhuist naar [plaats01] en haar woning in [woonplaats01] verkoopt, de zorgregeling te wijzigen waarbij de kinderen minimaal éénmaal per twee weken van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school, bij de moeder zullen verblijven, alsook minimaal de helft van de vakanties en feestdagen;
althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie meent te behoren, en voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Vervangende toestemming verhuizing
Op grond van het eerste lid van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hierover op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De moeder wil met [minderjarige01] en [minderjarige03] – die de hoofdverblijfplaats bij haar hebben – vanuit [woonplaats01] naar [plaats01] verhuizen om daar met haar partner samen te gaan wonen. Haar partner heeft ook kinderen uit (een) eerdere relatie(s), zodat zij hebben gezocht naar een geschikte woning met voldoende ruimte voor het samengestelde gezin op een locatie die wat betreft de reisafstand voor iedereen haalbaar is. Die woning hebben zij gevonden in [plaats01] . De moeder stelt dat zij meerdere malen heeft geprobeerd te overleggen met de vader over de voorgenomen verhuizing, maar dat de vader geen open gesprek met haar wilde aangaan. De moeder heeft de koop uiteindelijk definitief gemaakt, omdat de verkoper niet wilde wachten totdat de moeder (vervangende) toestemming zou hebben om met de kinderen te verhuizen. De moeder zal echter niet verhuizen als zij daarvoor geen toestemming krijgt. Volgens de moeder zijn de gevolgen van de verhuizing voor de vader en de kinderen beperkt. De zorgregeling hoeft niet te wijzigen en ook de school, sport en hobby’s van de kinderen kunnen hetzelfde blijven. De afstand tussen [woonplaats01] en [plaats01] is beperkt: zo’n 15 kilometer en 18 minuten rijden met de auto. De moeder werkt grotendeels vanuit huis en zij kan haar eigen tijd indelen. Zij is daarom flexibel in het brengen en halen van de kinderen.
De vader is het niet eens met de verhuizing van [minderjarige01] en [minderjarige03] naar [plaats01] . Hij stelt dat de moeder hem voor een voldongen feit heeft gesteld, omdat de aankoop van de woning al definitief was toen zij het gesprek met hem wilde aangaan. Volgens de vader is er geen noodzaak om te verhuizen naar [plaats01] , omdat de moeder zegt dat zij niet zal verhuizen als zij geen toestemming krijgt. Daarnaast verblijven de kinderen van de partner van de moeder alleen in de weekenden bij hem, zodat het niet nodig is dat de moeder en haar partner tussen hun huidige woonplaatsen in gaan wonen. Volgens de vader heeft de moeder de verhuizing niet goed doordacht en voorbereid. Zo ontstaat er een nieuwe gezinssituatie met de partner van de moeder en zijn kinderen, terwijl de kinderen hen nog niet goed kennen. De vader vindt de verhuizing naar [plaats01] niet in het belang van de kinderen. De sociale omgeving van de kinderen bevindt zich in [woonplaats01] , waar zij zijn geboren en getogen. Door de reistijd tussen [plaats01] en [woonplaats01] worden de kinderen beperkt in de tijd die zij hiervoor beschikbaar hebben. De vader voorziet ook logistieke problemen als [minderjarige01] volgend jaar naar de middelbare school gaat en de kinderen niet meer dezelfde schooltijden hebben. Ook kan [minderjarige01] dan niet met zijn vriendjes uit [woonplaats01] mee naar de middelbare school fietsen.
De rechtbank overweegt dat de gezamenlijke uitoefening van het gezag over de minderjarigen meebrengt dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen toestemming van de vader nodig heeft. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901) zal de rechtbank bij haar beoordeling alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen. Hoewel het belang van [minderjarige01] en [minderjarige03] voorop staat, neemt dat niet weg dat – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – andere belangen zwaarder kunnen wegen.
De rechtbank stelt voorop dat de moeder in beginsel het recht en de vrijheid heeft om haar leven (opnieuw) in te richten, maar dat dit recht wordt begrensd door de belangen van de kinderen en het belang van de vader om op dezelfde manier voor de kinderen te kunnen blijven zorgen. In dit geval zal de rechtbank de gestelde belangen afwegen in het licht van de afspraken in het ouderschapsplan, de noodzaak om te verhuizen, de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid, de geboden maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren en de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg.
Het ouderschapsplan, waarin de ouders de intentie hebben uitgesproken om dicht bij elkaar te blijven wonen, staat naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet aan de verhuizing in de weg. Los van de vraag of een dergelijke afspraak ‘levenslang’ kan worden vastgelegd, geldt dat de ouders hun afspraak niet verder hebben geconcretiseerd. Zo is onduidelijk wat de ouders hebben bedoeld met de ‘directe omgeving’ van [woonplaats01] . Bovendien hebben zij rekening gehouden met de mogelijkheid dat één van beiden ooit zou verhuizen, omdat zij hebben bepaald dat in zo’n geval de zorgverdeling opnieuw moet worden bekeken. Dat volgens de vader alles in het werk is gesteld om mogelijk te maken dat de moeder na de scheiding in [woonplaats01] kon blijven wonen is niet doorslaggevend: de omstandigheden kunnen nu eenmaal wijzigen.
De voorgenomen verhuizing van de moeder is vooral ingegeven door haar wens om samen te wonen met haar partner, met wie zij een woning heeft gekocht in [plaats01] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft de moeder voldoende aangetoond dat er een noodzaak is om te verhuizen naar een andere woning, waar zij voldoende ruimte en kamers hebben voor alle kinderen. Daarbij heeft de moeder onderbouwd dat [plaats01] voor het samengestelde gezin een logische keuze is. Haar partner heeft twee kinderen die in [plaats02] wonen en [plaats01] ligt ongeveer in het midden tussen [plaats02] en [woonplaats01] . Gebleken is dat – anders dan de vader heeft betoogd – de partner van de moeder ook doordeweeks de zorg draagt voor zijn kinderen, zodat het voor hem niet goed mogelijk is om naar [woonplaats01] te verhuizen.
Uit de stukken en wat op de zitting is besproken blijkt dat de moeder en haar partner de voorgenomen verhuizing goed hebben doordacht en dat zij hebben nagedacht over de gevolgen daarvan. De afstand tussen [plaats01] en [woonplaats01] is ongeveer 15 kilometer. Hoewel dit meer is dan de kinderen gewend zijn (zij zijn er aan gewend dat hun beide ouders in [woonplaats01] wonen) en de verhuizing dus veranderingen teweeg brengt, vindt de rechtbank deze reisafstand niet zodanig dat dit maakt dat de toestemming voor de verhuizing moet worden geweigerd. De reistijd is te overzien en de verhuizing hoeft in beginsel geen consequenties te hebben voor de bestaande zorgverdeling. De moeder heeft bovendien toegezegd dat zij het brengen en halen van de kinderen voor haar rekening zal nemen, zodat er voor de vader geen extra reistijd of extra kosten zullen zijn. De door de moeder gewenste verhuizing zal dus geen gevolgen hebben voor de frequentie van het contact tussen de vader en de kinderen.
Gebleken is dat de communicatie tussen de ouders niet goed verloopt. Zij communiceren enkel via e-mail en WhatsApp met elkaar, omdat gesprekken tot spanningen leiden. Dit is echter naar het oordeel van de rechtbank geen reden om het verzoek van de moeder af te wijzen. Tot nog toe lukt het de ouders het co-ouderschap zonder noemenswaardige problemen voor de kinderen te laten slagen, en de rechtbank verwacht niet dat dat na een verhuizing anders zal zijn. Op de zitting hebben partijen afgesproken om in een mediationtraject te werken aan de verbetering van hun onderlinge verstandhouding en communicatie. De rechtbank hoopt dat de ouders zich – in het belang van de kinderen – tot het uiterste zullen inspannen om dit traject te laten slagen.
Tot slot is – anders dan de vader heeft gesteld – niet gebleken dat de verhuizing in strijd is met de belangen van de kinderen. Het klopt dat de verhuizing een grote verandering voor de kinderen teweeg zal brengen. Zij zijn er immers aan gewend dat hun hele leven zich in [woonplaats01] afspeelt. Een verhuizing naar [plaats01] heeft echter geen gevolgen voor het contact met de vader of de school, sportactiviteiten en hobby’s van de kinderen. Daarbij komt dat (zoals ook de Raad op de zitting heeft aangegeven) kinderen in het algemeen flexibel zijn, zeker als hun beide ouders één lijn uitdragen. Het argument van de vader dat de kinderen de nieuwe partner van de moeder en zijn kinderen nog niet goed kennen (wat de moeder overigens heeft betwist), staat dat evenmin in de weg aan toewijzing van het verzoek. Dit zou bij een verhuizing in of rondom [woonplaats01] niet anders zijn, en daarmee kan de vader naar eigen zeggen wel instemmen.
Alle belangen en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor de verhuizing met [minderjarige01] en [minderjarige03] naar [plaats01] moet worden toegewezen. In lijn daarmee zal ook verzoek om [minderjarige01] en [minderjarige03] op het adres in [plaats01] in te schrijven, worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats en zorgregeling
Voor het geval het verzoek van de moeder wordt toegewezen, verzoekt de vader de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] en [minderjarige03] bij hem te bepalen en om de zorgregeling te wijzigen, in die zin dat de kinderen één weekend per twee weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de moeder zullen verblijven.
Zoals hiervoor is overwogen kan de zorgregeling na de verhuizing hetzelfde blijven. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de zorgregeling te wijzigen en/of de hoofdverblijfplaats van [minderjarige01] en [minderjarige03] te veranderen. De verzoeken van de vader zullen daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
*
verleent toestemming aan de moeder – welke toestemming die van de vader vervangt – om met de minderjarigen [minderjarige01] geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] , en [minderjarige03] geboren op [geboortedatum03] 2017 te [geboorteplaats02] , te verhuizen naar [plaats01] en [minderjarige01] en [minderjarige03] in te schrijven op het adres [adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Noordegraaf als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 oktober 2023.