In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 september 2023 een beschikking gegeven in een gezagsgeschil tussen een moeder en een vader over de verhuizing van hun minderjarige kinderen. De moeder had verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen van [plaats2] naar [plaats1]. De vader, die het niet eens was met de verhuizing, voerde verweer en stelde dat de verhuizing negatieve gevolgen zou hebben voor de kinderen, zoals een langere reistijd naar school en verdere afstand van hem. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen en de ouders tegen elkaar afgewogen. De moeder stelde dat de verhuizing noodzakelijk was omdat zij met haar partner wilde samenwonen en dat de kinderen inmiddels gehecht waren aan hun nieuwe woning in [plaats1]. De rechtbank oordeelde dat de moeder niet voor een voldongen feit had mogen stellen, maar dat de belangen van de kinderen in dit geval zwaarder wogen. De rechtbank verleende uiteindelijk toestemming aan de moeder om met de kinderen te verhuizen, waarbij de beschikking uitvoerbaar werd verklaard bij voorraad. De rechtbank adviseerde beide ouders om een hulpverleningstraject te overwegen om de communicatie te verbeteren.