Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiser01] ,
[eiser02],
1.STAATSBOSBEHEER,
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
1.Inleiding
2.De procedure
- de dagvaarding van 3 december 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord van 6 maart 2019 met producties;
- het tussenvonnis van 8 juni waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de aanvullende producties van [eisers01] van 5 oktober 2022;
- de aanvullende producties van SBB c.s. van 6 oktober 2022.
3.De feiten
Partijen
rb.) vereist. Die goedkeuring wordt ‘de prijstoets’ genoemd. RVB voert de prijstoets uit. RVB mag alleen goedkeuring verlenen als de verkoop van onroerende zaken van de Staat plaatsvindt tegen een marktconforme prijs. Dat is bepaald in de, in de Compatibiliteitswet vastgelegde, Regeling materieelbeheer rijksoverheid 2006 (vervallen met ingang van 1 januari 2018, sindsdien opgenomen in de Regeling beheer onroerende zaken Rijk 2017) [2] .
4.Het geschil
Primair
5.De beoordeling
de uitgangspuntenbespreken die zij hanteert bij die beoordeling. Daarna omschrijft zij het (ii) het
aanbod van SBB aan de hand van de taxatie van [deskundige02]. Vervolgens bespreekt de rechtbank de (iii)
kritiek van [eisers01]Die kritiek houdt in (iiia) dat alleen een waardering op grond van BE=VE-EP juist kan zijn en niet de door [deskundige02] gebruikte waarderingsmethode, dat (iiib) alleen de contante waardemethode gebruikt moet worden en (iiic) dat [deskundige02] zijn methode niet goed heeft toegepast. Vervolgens bespreekt de rechtbank (iv)
het aanbod van SBB en de prijstoets door RVB. De rechtbank beoordeelt daarna (v) het beroep van [eisers01] op
artikel 1 EP EVRM en artikel 24 Mwen sluit af met (vi)
haar conclusie en de proceskostenveroordeling.
Uitgangspunten van de beoordeling
Het aanbod van SBB en het rapport [deskundige02]
Kritiek van [eisers01]
het aanbod van SBB en de prijstoets door RVB
1.196,00(2,0 punten × tarief € 598,00)