ECLI:NL:RBDHA:2023:14877
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 24 juli 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 8 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser had aangevoerd dat hij slachtoffer is van mensenhandel en dat dit aanleiding zou moeten zijn om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. De rechtbank stelt echter vast dat eiser nog geen aangifte van mensenhandel heeft gedaan en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinprocedure rechtvaardigen. Eiser heeft meer dan vier maanden de tijd gehad om aangifte te doen, maar heeft dit niet gedaan.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de verblijfssituatie van eiser in verband met een mogelijke aangifte van mensenhandel niet in de weg staat aan de voortgang van de Dublinprocedure. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die zouden moeten leiden tot het aanhouden van de asielaanvraag. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de overdracht aan Spanje zou leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheid.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol en is openbaar gemaakt op 15 augustus 2023.