In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een minderjarige Guinese vreemdeling tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 1 november 2020 zijn asielaanvraag ingediend, maar deze werd op 3 november 2022 afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de verweerder.
Eiser heeft in zijn asielrelaas verklaard dat hij als kind vaak mishandeld werd door zijn moeder en dat hij beschuldigd werd van ernstige zaken, zoals menseneter zijn en praten met de duivel. Hij heeft ook verklaard dat hij bang is voor terugkeer naar zijn land van herkomst, waar hij vreest voor zijn leven. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende zorgvuldig en gemotiveerd heeft gehandeld door de geloofwaardigheid van eisers verklaringen in twijfel te trekken, vooral gezien zijn jonge leeftijd en de trauma's die hij heeft ervaren.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag niet voldoet aan de eisen van zorgvuldigheid en vernietigt het besluit van de staatssecretaris. De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de gemachtigde van eiser, vastgesteld op € 1.674,-.