ECLI:NL:RBDHA:2023:14851
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling in asielprocedure
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 9 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een lange periode zonder besluit, heeft eiser op 16 maart 2023 de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 13 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft echter geen verweerschrift ingediend in deze procedure.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag op 9 maart 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 9 september 2022 eindigen. Echter, de staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een grote instroom van asielaanvragen, zoals toegestaan onder artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was. Aangezien de ingebrekestelling van eiser op 16 maart 2023 prematuur was, voldeed het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals beschreven in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.