ECLI:NL:RBDHA:2023:1485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
NL22.26457 en NL22.26458
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het licht van Litouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling is genomen. De eiser, een Cubaanse nationaliteit, heeft in Nederland asiel aangevraagd na een reis vanuit Cuba via Litouwen. De staatssecretaris heeft zich op het standpunt gesteld dat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, gebaseerd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij aanvoert dat de situatie in Litouwen onveilig is, met name voor LHBTI'ers en mensen met HIV.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 januari 2023, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat Litouwen nog steeds voldoet aan de vereisten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en rapporten over de situatie in Litouwen, maar heeft geconcludeerd dat de door de eiser aangevoerde informatie niet voldoende is om te concluderen dat Litouwen niet in staat is om een zorgvuldige beoordeling van asielverzoeken te waarborgen.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.26457 (beroep) en NL22.26458 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. C.C. Smit),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

Procesverloop

In het besluit van 23 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 16 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J.W. de Man. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [datum] 1996 en heeft de Cubaanse nationaliteit.
1.1
Eiser is op 31 augustus 2022 vanuit Cuba naar Litouwen gereisd met een Litouws visum. Op 21 november 2022 is eiser vanuit Litouwen naar Nederland gereisd. Zijn visum was geldig tot 28 november 2022. Op 29 november 2022 heeft eiser in Nederland asiel aangevraagd. Verweerder heeft op 6 december 2022 een overnameverzoek gedaan bij de Litouwse autoriteiten. Hierop is niet binnen twee weken gereageerd. Daarom staat sinds 20 december 2022 de verantwoordelijkheid van Litouwen vast.
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Litouwen hiervoor verantwoordelijk is. Eiser is namelijk ingereisd met een Litouws visum dat ten tijde van de aanvraag korter dan zes maanden was verlopen. Ten aanzien van Litouwen kan nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. In de persoonlijke omstandigheden van eiser ziet verweerder geen aanleiding de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen.
Beroepsgronden
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat verweerder ten aanzien van Litouwen niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Er is namelijk sprake van grootschalige pushbacks. Ook heeft eiser gewezen op de mensonwaardige detentieomstandigheden. Eiser loopt als Dublinclaimant bij overdracht risico om gedetineerd te worden. Bovendien zijn de omstandigheden in opvangcentra abominabel, is sprake van disproportioneel geweld, marteling en mishandeling door de beveiliging in opvangcentra. Verder is sprake van collectieve uitzetting van asielzoekers zonder individuele beoordeling (waaronder de praktijk van pushbacks), is de asielprocedure gericht is op afwijzing van asielaanvragen in plaats van het laten plaatsvinden van een objectieve en rechtvaardige beoordeling en is het recht op het indienen van een asielaanvraag beperkt, in het bijzonder voor mensen die Litouwen op niet reguliere wijze binnenkomen. Bovendien is er een onredelijk korte termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel na een afwijzing en heeft het instellen van een rechtsmiddel geen schorsende werking. Mensenrechtenorganisaties, ngo's en journalisten krijgen maar beperkt toegang.
Eiser voert ook aan dat hij LHBTI'er is en is geïnfecteerd met het HIV-virus. Voor LHBTI-asielzoekers is sprake van slechte opvangcondities en een gebrek aan medische zorg. Bovendien bestaat ten aanzien van LHBTI’ers vooringenomenheid en worden zij geïntimideerd door de autoriteiten en hun
peers. Ook worden LHBTI'ers en personen met HIV gediscrimineerd in Litouwen.
3.1
Ter onderbouwing zijn stellingen heeft gewezen op de volgende stukken:
- Rapport van Amnesty International van 27 juni 2022, Lithuania: Pushbacks,
illegal detention, deception and abuses against refugees and migrants;
  • Rapport van het Global Detention Project, Country Report Immigration detention in Lithuania: Detention and Denial Amidst Extreme Population Decline, van mei 2019;
  • Concluding observations on the fourth periodic report of Lithuania, van het CAT van 21 december 2021;
  • Country Report on Human Rights Practices: Lithuania van USDOS, 2021;
  • Annual review of the human rights situation of lesbian, gay, bisexual, trans, and intersex people in Lithuania covering the period of January to December 2021 van ILGA Europe;
  • Een brief van de Commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa van 10 augustus 2021 aan de minister-president van Litouwen;
  • Eisers medische gegevens.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat ten aanzien van Litouwen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Verweerder heeft hierbij kunnen verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling [1] van 1 november 2022 [2] . Voor zover eiser stelt dat bij deze uitspraak niet alle informatie is betrokken die eiser in de onderhavige procedure heeft overgelegd, is dit juist. Echter, de rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat niet is gebleken dat de door eiser overgelegde informatie een wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Litouwen dan de informatie die wel door de Afdeling is betrokken.
4.1
Voor wat betreft eisers stelling dat hij bij terugkeer in detentie zal komen en te maken zal krijgen met slechte detentieomstandigheden overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat eiser heeft verwezen naar het rapport van Global Detention Project 2019 waaruit blijkt dat artikel 113(2) of the Aliens’ Law in Litouwen wordt gebruikt om Dublinclaimanten te detineren vanwege een risico op onderduiken. Weliswaar is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft weerlegd dat dit het geval is, maar verweerder mocht zich wel op het standpunt stellen dat eiser, indien dit zich voortdoet en hij daarbij problemen ondervindt, zich dient te wenden tot de autoriteiten van Litouwen. Niet is gebleken dat dit niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.
4.2
Ten aanzien van eisers stelling dat hij problemen zal ondervinden vanwege zijn geaardheid en zijn HIV-besmetting overweegt de rechtbank allereerst dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat ten aanzien van Litouwen nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Om die reden mag verweerder er ook vanuit gaan dat de medische omstandigheden in Litouwen vergelijkbaar zijn met die in Nederland en dat eiser in Litouwen medicatie zal krijgen. Verweerder heeft zich bovendien op het standpunt kunnen stellen dat als dit niet het geval is, eiser hierover dient te klagen bij de autoriteiten in Litouwen. Verder erkent de rechtbank dat uit de stukken blijkt dat de situatie voor LHBTI’ers in Litouwen negatiever is dan de situatie voor LHBTI’ers in Nederland, maar ook hierover dient eiser te klagen bij de autoriteiten in Litouwen. Niet gebleken is dat eiser als gevolg hiervan bij overdracht naar Litouwen terecht zal komen in een situatie van zeer verregaande materiele deprivatie.
4.3
Tenslotte overweegt de rechtbank ten aanzien van eisers stelling dat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden omdat Litouwen zich schuldig maakt aan pushbacks als volgt. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 13 april 2022 [3] over de pushbacks in Kroatië geoordeeld dat pushbacks in zijn algemeenheid een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure in de zin van artikel 3, tweede lid van de Dublinverordening die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Uit de door eiser overgelegde informatie blijkt dat Litouwen zich schuldig maakt aan pushbacks aan de buitengrens. Echter, niet is gebleken dat eiser als Dublinclaimant bij of na zijn overdracht aan Litouwen in een vergelijkbare situatie terecht zal komen als die zich voordoet aan de buitengrenzen van de EU. Niet bestreden is dat eiser in het kader van de Dublinverordening gereguleerd zal worden overdragen aan Litouwen en dus niet illegaal de buitengrens van de EU zal hoeven oversteken. Ook is gesteld noch gebleken dat Litouwen derdelanders, die in het kader van de Dublinverordening worden overgedragen, door middel van pushbacks terugstuurt naar derde landen zonder hen in de gelegenheid te stellen een asielverzoek in te dienen en dit asielverzoek te behandelen. In zoverre verschilt de situatie in Litouwen van de situatie in Kroatië waarover de Afdeling zich in haar uitspraak van 13 april 2022 heeft uitgelaten, waar er (wél) aanwijzingen waren dat Dublinclaimanten of vreemdelingen die zich op afstand van het grensgebied bevonden met pushbacks te maken kregen. Voor zover eiser aanvoert dat de behandeling door Litouwen van derdelanders die de buitengrenzen van de EU willen oversteken, maakt dat er niet van kan worden uitgegaan dat Litouwen zijn verzoek om internationale bescherming zorgvuldig zal beoordelen, volgt de rechtbank dit evenmin. De rechtbank begrijpt dat de situatie afbreuk doet aan eisers vertrouwen in de Litouwse autoriteiten. Dit doet echter niet af aan het feit dat eiser niet heeft onderbouwd dat er op dit moment concrete aanwijzingen zijn voor het oordeel dat Litouwen verzoeken om internationale bescherming van Dublinclaimanten niet op zorgvuldige wijze onderzoekt en beoordeelt en/of daarbij niet de waarborgen zoals die voortvloeien uit de Procedure-, Opvang-, of Kwalificatierichtlijn in acht neemt. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding is om de prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, af te wachten.
Conclusie beroep
5. Het beroep is ongegrond.
Het verzoek om voorlopige voorziening
6. Gezien deze beslissing over het beroep van eiser, is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
De proceskosten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in beide zaken geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R. Moes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Uitspraak 1 november 2022 ECLI:NL:RVS:2022:3166 inzake het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 oktober 2022 in zaak nr. NL22.15871.