ECLI:NL:RBDHA:2023:14818

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
09/175970-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door herhaaldelijk schoppen van slachtoffer met geschoeide voet

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De verdachte heeft op 15 juli 2023 in 's-Gravenhage het slachtoffer vier keer met geschoeide voet tegen het hoofd geschopt, terwijl het slachtoffer al ten val was gekomen en bewegingloos op de grond lag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, gezien de herhaalde en krachtige schoppen tegen het onbeschermde hoofd. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar en moest immateriële schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij. De rechtbank overwoog dat het geweld dat de verdachte heeft gebruikt, niet alleen ernstige lichamelijke schade heeft veroorzaakt, maar ook psychische gevolgen voor het slachtoffer en omstanders heeft gehad. De verdachte toonde geen spijt voor zijn daden en de rechtbank rekende dit hem zwaar aan. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd deels toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de immateriële schade van € 2.500,- billijk was, maar de materiële schade niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/175970-23
Datum uitspraak: 5 oktober 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
[adres]
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 21 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Aarts naar voren is gebracht.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en schadevergoeding gevorderd.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- [slachtoffer] meermaals met kracht tegen het hoofd heeft geschopt en/of
- [slachtoffer] meermaals tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 juli 2023 te 's-Gravenhage aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- meerdere breuken in de oogkassen;
- botbreuken in de jukbeenderen en in de kaak en/of
- een bloeding in de hersenen,
heeft toegebracht door [slachtoffer] meermaals met kracht tegen het hoofd te schoppen en/of [slachtoffer] meermaals tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag gerekwireerd.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De verdachte heeft nooit opzet gehad om [slachtoffer] van het leven te beroven, ook niet in voorwaardelijke zin. Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit, nu niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 68).
1. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 21 september 2023:
De rechtbank heeft de camerabeelden met bestandsnaam ‘ [naam] ’ getoond. Het betreft de Renswoudelaan ter hoogte van de supermarkt op nummer 140 in Den Haag. De rechtbank heeft daarop onder meer het volgende waargenomen:
2023-07-15 22:43:05 – [slachtoffer] valt op straat achter een fiets.
2023-07-15 22:43:07 – [slachtoffer] probeert met zijn bovenlichaam omhoog te komen.
2023-07-15 22:43:09 – De verdachte schopt [slachtoffer] met zijn rechtervoet tegen het gezicht, waardoor [slachtoffer] achterover op de straat valt. De fietser rijdt uit beeld, waardoor [slachtoffer] goed te zien is. [slachtoffer] ligt op zijn rug en beweegt niet. Zijn rechterarm ligt langs zijn lichaam, zijn linkerarm ligt op zijn buik.
2023-07-15 22:43:13 – De verdachte loopt om [slachtoffer] heen, neemt een aanloop en schopt met kracht met zijn rechtervoet tegen de linkerkant van het hoofd van [slachtoffer] . De beweging van de verdachte is te vergelijken met een voetballer die een penalty neemt. Op dat moment is een doffe klap te horen. Het hoofd van [slachtoffer] maakt een slag van links naar rechts. Het bovenlichaam beweegt mee naar rechts.
2023-07-15 22:43:19 – De verdachte stapt over het hoofd van [slachtoffer] en schopt [slachtoffer] met kracht tegen de rechterkant van zijn hoofd.
2023-07-15 22:43:20 – De verdachte doet een stap naar achter, neemt een aanloop en schopt krachtig met zijn rechtervoet tegen de rechterkant van het hoofd van [slachtoffer] . De rechtervoet van de verdachte komt links van het hoofd van [slachtoffer] op de grond. Het bovenlichaam van [slachtoffer] beweegt mee naar links. [slachtoffer] ligt bewegingloos op straat met aan de onderkant van zijn hoofd een rode plas bloed. De verdachte loopt rechtsboven het beeld uit.
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 21 september 2023, voor zover inhoudende:
Ik ben de persoon met het witte shirt en het “off”-logo aan de achterkant, zoals te zien op de getoonde beelden. Ik was op 15 juli 2023 op de Renswoudelaan in Den Haag. De persoon met het witte shirt met lange mouwen is [slachtoffer] . Ik heb [slachtoffer] geschopt tegen zijn hoofd en geslagen in zijn buik, waardoor hij op de grond viel. U, voorzitter, toont mij p. 17 van het strafdossier. Dit zijn de schoenen die ik toen aanhad.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag is (minstens) voorwaardelijk opzet vereist. Daarvan is sprake als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op het intreden van een bepaald gevolg – in dit geval de dood van [slachtoffer] – in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Bij de (vervolg)vraag of de aanmerkelijke kans door de verdachte ook bewust is aanvaard, spelen de gedragingen van de verdachte eveneens een rol. Bepaalde gedragingen kunnen namelijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte [slachtoffer] eerst heeft geslagen tegen het lichaam, waardoor deze is gevallen op de straat. Daarna heeft de verdachte met geschoeide voet [slachtoffer] vier keer tegen het hoofd geschopt. Uit de beelden blijkt dat [slachtoffer] door de eerste schop naar achteren klapt. Hij ligt bewegingloos op zijn rug met zijn rechterarm langs zijn lichaam en zijn linkerarm op zijn buik. De verdachte schopt [slachtoffer] vervolgens nog drie keer tegen het hoofd. Daarbij neemt de verdachte bij de tweede schop een aanloop alsof hij een penalty neemt. De vierde schop is met zoveel snelheid en kracht dat de voet van verdachte aan de andere kant van het hoofd neerkomt. Er is een plas bloed onder het hoofd van [slachtoffer] te zien.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat het hoofd van [slachtoffer] bij alle vier de schoppen onbeschermd was, terwijl de verdachte daar met geschoeide voet en met forse kracht tegen heeft getrapt. Onder die omstandigheden was er een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Hierbij betrekt de rechtbank als algemene ervaringsregel dat dit soort geweld kan leiden tot onder meer schedelfracturen, bloedingen onder de schedel en kwetsuren van onder meer de nekwervels, die de dood kunnen veroorzaken. Het handelen van de verdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat hij de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht aldus bewezen dat de verdachte opzet had, in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer] . De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 15 juli 2023 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- [slachtoffer] meermaals met kracht tegen het hoofd heeft geschopt en
- [slachtoffer] tegen het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de strafeis substantieel te matigen en een groot deel, 20 tot 24 maanden, voorwaardelijk op te leggen, eventueel met bijzondere voorwaarden. Daarnaast kan aan de verdachte een taakstraf worden opgelegd van 200 uur.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer vier keer met geschoeide voet met kracht tegen zijn hoofd te schoppen, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. De verdachte liet vervolgens het slachtoffer bewusteloos achter, met zijn hoofd in een plas bloed. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zulk heftig geweld enkel en alleen heeft gebruikt omdat het slachtoffer volgens de verdachte geen respect zou hebben getoond. Het geweld had evengoed tot de dood van het slachtoffer kunnen leiden. Het letsel liegt er niet om: licht traumatisch schedelhersenletsel en uitgebreid traumatische aangezichtsfracturen. Het is algemeen bekend dat dergelijk geweld, naast lichamelijk leed, voor het slachtoffer gedurende lange tijd grote psychische gevolgen met zich kan brengen. Omdat het voorval zich op straat ten overstaan van andere mensen heeft afgespeeld, zal dit bovendien ook bij hen gevoelens van onmacht en onveiligheid hebben opgeroepen, zoals ook is bevestigd door een ooggetuige.
Verder rekent de rechtbank het de verdachte aan dat hij op geen enkele manier uit eigen beweging spijt heeft betuigd voor wat hij het slachtoffer heeft aangedaan en de gevolgen die dit heeft voor het slachtoffer. De verdachte heeft uitgebreid verklaard over de consequenties die dit delict heeft voor zijn eigen leven, maar toont zich nauwelijks bewust van de gevolgen voor het slachtoffer en de omstanders. Ook blijft de verdachte herhalen dat het zwart voor zijn ogen werd, omdat het slachtoffer zou hebben gescholden met het woord kanker, terwijl de moeder van de verdachte en zijn broer met kanker zijn gediagnosticeerd. Hiermee lijkt de verdachte niet de volle verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedragingen. Aan de spijtbetuiging die verdachte aan het einde van de terechtzitting bij wijze van laatste woord heeft voorgelezen, hecht de rechtbank weinig waarde, nu ook deze spijtbetuiging voor het grootste deel betrekking heeft op de situatie van en voor verdachte zelf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 10 augustus 2023. Hieruit is de rechtbank gebleken dat de verdachte geen relevante veroordelingen in Nederland op zijn naam heeft staan. Naar de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft de rechtbank goed geluisterd. De verdachte heeft verklaard dat hij twee jaar geleden van Aruba naar Nederland is verhuisd om een opleiding tot elektromonteur te volgen. Ook heeft de verdachte een dochter en een vriendin in Nederland. Hij beschikt over een eigen woning en een auto in Nederland en is bezig een omgangsregeling te treffen voor zijn dochter. De rechtbank is echter van oordeel dat deze omstandigheden niet opwegen tegen de ernst van het feit.
Straf
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, is alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.041,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 541,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade. Daarnaast vordert [slachtoffer] € 619,38 aan proceskosten voor het indienen van de vordering.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van de materiële schade, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht het bedrag te matigen. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten dient primair te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de benadeelde partij een schadebeperkingsplicht heeft. Zijn keuze om schade te vorderen via een advocaat die niet op basis van gefinancierde rechtsbijstand werkt, moet voor zijn eigen rekening en risico komen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht het bedrag te matigen en vast te stellen op grond van het geldende liquidatietarief, zoals dat in civiele procedures wordt toegepast, gelet op de beperkte vordering met een beperkt aantal schadeposten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank begrijpt dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken naar aanleiding van het door hem opgelopen letsel, maar de rechtbank is van oordeel dat de – in zoverre betwiste – vordering onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot materiële schadevergoeding.
Immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het primair bewezen verklaarde feit. Artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een benadeelde recht heeft op vergoeding van nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat onder meer indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Gelet op de aard van het letsel en de normschending, acht de rechtbank toewijzing van de gevorderde € 2.500,- billijk.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.500,-, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 juli 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Omdat de vordering grotendeels wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten met toepassing van het in kantonzaken gehanteerde liquidatietarief, ook in gevallen waarin geen sprake is van gefinancierde rechtsbijstand (zie ECLI:NL:HR:2019:87). Hoewel de rechtbank daarvan in voorkomende gevallen kan afwijken en de werkelijke kosten kan vergoeden, ziet de rechtbank daarvoor in dit geval geen aanleiding. De rechtbank overweegt hiertoe dat niet is onderbouwd waarom van het uitgangspunt zou moeten worden afgeweken. Verder betreft het een relatief beperkte vordering met een beperkt aantal schadeposten. Het salaris wordt berekend aan de hand van een puntenstelsel, waarbij voor het opstellen en indienen van een voegingsformulier één punt wordt gehanteerd. De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van in totaal € 3.041,-. Voor bedragen tot en met € 3.750,- wordt per punt een salaris toegekend van € 232,-. De rechtbank zal een bedrag van € 232,- toekennen en het meer gevorderde afwijzen.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover het slachtoffer aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (VIER) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 2.500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op € 232,- en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
wijst het meer gevorderde aan proceskosten af;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2023 tot de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. de Wit, voorzitter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
mr. J.P. Jansen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.E. Wiersma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 oktober 2023.