ECLI:NL:RBDHA:2023:14749

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
C/09/640468 / FA RK 22-8913
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en inschrijving van Filipijnse geboorteakten van kinderen van een Nederlandse vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 september 2023 uitspraak gedaan over de erkenning en inschrijving van de geboorteakten van twee op de Filipijnen geboren kinderen van een Nederlandse vader. De vader had op de Filipijnen het eenhoofdig gezag over de kinderen verkregen na een gerechtelijke procedure. De rechtbank erkende de geboorteakten van de kinderen, maar constateerde dat de dochter niet de Nederlandse nationaliteit had verkregen, terwijl de zoon dat wel had. Hierdoor kon alleen de geboorteakte van de zoon in Nederland worden ingeschreven. De dochter kan het Nederlanderschap verkrijgen door middel van een optieverklaring. De rechtbank oordeelde dat de erkenning van de kinderen door de vader conform het Filipijnse recht was en dat er geen strijd was met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank heeft de inschrijving van de geboorteakte van de zoon gelast, maar de inschrijving van de dochter afgewezen, omdat zij niet de Nederlandse nationaliteit had. De rechtbank benadrukte dat de vader een nauwe persoonlijke betrekking met de kinderen had en dat hij de juridische vader was. De zaak illustreert de complexiteit van internationale familierechtelijke kwesties en de erkenning van buitenlandse geboorteakten in Nederland.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-8913
Zaaknummer: C/09/640468
Datum beschikking: 28 september 2023

Inschrijving buitenlandse geboorteakten

Beschikking op het op 22 december 2022 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker01] ,

verzoeker,
wonende te [woonplaats01] (Filipijnen),
advocaat mr. P.M.W. Franssen te Amsterdam.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[naam01] ,

de moeder,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,

[naam02] ,

de echtgenoot van de moeder,
hierna ook: [naam02] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,

[kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01] , Filipijnen,
hierna ook [kind01] ,
en
[kind02] ,
geboren op [geboortedatum02] 2007 te [geboorteplaats02] , Filipijnen,
hierna ook: [kind02] ,
samen te noemen: de kinderen,
beiden wonende op de Filipijnen,
in rechte vertegenwoordigd door mr. [bijzondere curator01] , advocaat te [plaats01] ,
in de hoedanigheid van bijzondere curator,

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats02] ,

zetelend te [plaats02] ,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 8 maart 2023 van de ambtenaar;
  • het F9-formulier van 3 april 2023 met bijlagen van de zijde van verzoeker;
  • de brief van 22 mei 2023 van de ambtenaar, met bijlage.
Bij beschikking van de enkelvoudige kamer van deze rechtbank is op 12 juni 2023 voormelde bijzondere curator benoemd en haar is verzocht om een verslag of verzoek in te dienen.
Vervolgens is ingekomen:
- het F9-formulier van 1 augustus 2023 van de zijde van verzoeker.
De rechtbank heeft [kind01] en [kind02] via een videoverbinding gehoord op 31 augustus 2023.
Op 31 augustus 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • verzoeker via een digitale verbinding;
  • de advocaat van verzoeker;
  • de bijzondere curator;
  • de ambtenaar in de personen van [naam03] en [naam04] .
De moeder en [naam02] zijn bij advertenties van [datum01] 2023 opgeroepen in de Staatscourant. Zij zijn niet op de zitting verschenen.
Op de zitting heeft verzoeker de apostille behorende bij de geboorteakte van [kind02] overgelegd.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt er, voor zover er nog niet op is beslist, toe dat de rechtbank:
primair:
  • voor recht verklaart dat de Filipijnse geboorteakten van de kinderen in aanmerking komen voor erkenning in Nederland;
  • voor recht verklaart dat de Filipijnse geboorteakten van de kinderen vatbaar zijn voor opneming in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand te
  • vaststelt dat aannemelijk is dat er tussen verzoeker en de moeder een band bestond of heeft bestaan die in voldoende mate met een huwelijk op een lijn viel te stellen of dat tussen verzoeker en de kinderen een nauwe persoonlijke betrekking bestaat;
  • indien de rechtbank van oordeel is dat de geboorteakten niet voor inschrijving vatbaar zijn, de geboortegegevens van de kinderen vaststelt;
subsidiair en in het geval de rechtbank de geboorteakten niet erkent en geen last tot inschrijving geeft, is het verzoek dat de rechtbank:
  • de geboortegegevens van de kinderen vaststelt;
  • de ambtenaar een last geeft deze geboortegegevens in de registers op te nemen;
  • het door het huwelijk ontstane vaderschap van [naam02] te ontkennen dan wel ongegrond te verklaren;
  • het vaderschap van verzoeker gerechtelijk vast te stellen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaar bij voorraad verklaring en kosten rechtens.
De ambtenaar voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
De bijzondere curator heeft voorwaardelijk, in het geval de primaire verzoeken van verzoeker worden afgewezen, verzocht om:
  • de gemeente [plaats02] op te dragen de geboorteakten van de kinderen in te schrijven;
  • indien dit nodig is de voor het opmaken van de geboorteakten, de benodigde gegevens van de kinderen vast te stellen;
  • de ontkenning van het vaderschap van [naam02] gegrond te verklaren;
  • het vaderschap van verzoeker gerechtelijk vast te stellen;
  • voor recht te verklaren dat de kinderen de naam [geslachtsnaam01] zullen dragen na gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.

Feiten

  • Verzoeker heeft van 2002 tot 2014 samengewoond en een affectieve relatie gehad met de moeder.
  • Uit de affectieve relatie van verzoeker en de moeder zijn [kind01] en [kind02] geboren.
  • Op de Filipijnse geboorteakte van [kind01] , opgemaakt door de Office of the Civil Registrar General van de Filipijnen op [datum02] 2005 en geregistreerd op [datum03] 2006, staan als ouders vermeld de moeder en verzoeker. Aan de geboorteakte is een door de moeder en de man op [datum03] 2006 ondertekende Affidavit of acknowledgment/admission of paternity gehecht, waaruit volgt dat verzoeker niet gehuwd was met de moeder en dat hij [kind01] op [datum erkenning01] 2005 heeft erkend.
  • Op de Filipijnse geboorteakte van [kind02] , met nummer [nummer01] , opgemaakt door de Office of the Civil Registrar General van de Filipijnen op [datum04] 2007 en geregistreerd op [datum05] 2007, staan als ouders vermeld de moeder en verzoeker. Aan de geboorteakte is een door de moeder en de man op [datum06] 2007 ondertekende Affidavit of acknowledgment/admission of paternity gehecht, waaruit volgt dat verzoeker [kind02] op [datum06] 2007 heeft erkend.
  • De moeder was op het moment van de relatie met verzoeker en ook nu nog gehuwd met [naam02] .
  • Verzoeker is gehuwd geweest met [naam05] van [datum huwelijk01] 2002 tot
  • Uit de twee DNA-Analyses van 9 augustus 2016 blijkt dat met 99,999% waarschijnlijkheid verzoeker de biologische vader is van [kind01] en van [kind02] .
  • Verzoeker is bij beslissing van de rechtbank te [plaats03] , Filipijnen, van [beschikkingsdatum01] 2022 met zaaknummer [nummer02] alleen belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
  • Verzoeker heeft ten aanzien van beide kinderen en naar aanleiding van een beslissing van [datum beslissing01] 2022 ‘letters of legal guardianship’ gekregen, afgegeven op [datum07] 2022 door de Family Court van [plaats03] , Filipijnen.
  • Verzoeker woont vanaf de geboorte van de kinderen met hen op de Filipijnen.
  • Verzoeker heeft de Nederlandse nationaliteit.
  • De moeder en de kinderen hebben de Filipijnse nationaliteit.
  • [naam02] heeft de Filipijnse nationaliteit.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Ten aanzien van de primaire verzoeken komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe op grond van artikel 3 aanhef en onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Op deze verzoeken is Nederlands recht van toepassing.
Ontvankelijkheid
Naar het oordeel van de rechtbank kan verzoeker worden ontvangen in zijn verzoeken tot verkrijging van een verklaring voor recht op de voet van artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ten aanzien van de erkenning en inschrijving van de buitenlandse geboorteakten. Zoals de rechtbank hierna zal motiveren, is verzoeker de juridische vader van de kinderen. Daarbij komt dat hij op grond van de Filipijnse uitspraak van [beschikkingsdatum01] 2022 alleen is belast met het gezag over de kinderen. Hij is daarom als enige gezagsouder ook bevoegd om, zonder instemming van de moeder, onderhavige verzoeken te doen. Tot slot heeft verzoeker een gerechtvaardigd belang bij zijn verzoeken tot verklaring voor recht, omdat hij wenst dat de kinderen met de Nederlandse nationaliteit in Nederland geregistreerd zullen worden.
Erkenning van de Filipijnse geboorteakten
Toetsingskader
De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 10:101 BW juncto 10:100 BW volgt dat in het buitenland tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften gemaakte akte, in Nederland van rechtswege worden erkend, tenzij het rechtsfeit of de rechtshandeling niet is voorafgegaan door een behoorlijk onderzoek of de erkenning van die in een akte neergelegde rechtsfeiten of handelingen in strijd met de openbare orde zou zijn. Artikel 10:101 lid 2 BW specificeert laatstgenoemde weigeringsgrond en bepaalt onder meer dat deze weigeringsgrond zich met betrekking de erkenning in elk geval voordoet indien deze is verricht door een Nederlander die naar Nederlands recht niet bevoegd zou zijn het kind te erkennen. In dat verband komt ook betekenis toe aan artikel 10:95, tweede lid, van het BW waaruit volgt dat het Nederlandse recht bepaalt of een Nederlandse man bevoegd is om het kind te erkennen.
Overgelegde geboorteakten
Verzoeker heeft een origineel afschrift van de geboorteakten van [kind01] en [kind02] overgelegd, voorzien van een apostille. Tevens heeft hij een erkenning van zijn vaderschap – Affidavit of acknowledgment/admission of paternity – voorzien van apostille, in het geding gebracht. Op de Filipijnse geboorteakten van de kinderen staan de moeder en verzoeker als ouders van de kinderen vermeld.
Beoordeeld dient te worden of de geboorteakten door een bevoegde instantie overeenkomstig de Filipijnse wetgeving zijn opgemaakt en of er sprake is van voormelde weigeringsgronden die aan erkenning in de weg staan.
Aktes door een bevoegde instantie opgemaakt?
De geboorteakten zijn opgemaakt door de Office of the civil registrar general van de Filipijnse Republiek. Niet in geschil is dat deze civil registrar general de bevoegde ambtenaar is voor het opmaken van geboorteakten en voor het registreren van erkenningen.
Aktes overeenkomstig de Filipijnse wetgeving opgemaakt?
Op de geboorteakte van de kinderen staat verzoeker geregistreerd als vader en niet de echtgenoot van de moeder. De vraag die daarom voorligt, is of verzoeker in overeenstemming met het Filipijns recht als vader op de geboorteakten staat vermeld.
De rechtbank heeft in dit verband (onder meer aan de hand van de informatie van VIND Burgerzaken over de Filipijnen) kennisgenomen van het Filipijnse Familiewetboek (The Family Code of the Philippines executive order no. 209).
Op de vraag wie als juridisch vader moet worden aangemerkt, zijn van toepassing de artikelen 163 en verder van het Filipijnse Familiewetboek en meer specifiek artikel 164. Artikel 164 kent de hoofdregel dat kinderen die tijdens het huwelijk van de ouders geboren zijn, wettige kinderen zijn. Dit betekent dat in beginsel de echtgenoot van de moeder de juridische vader is van tijdens een huwelijk geboren kinderen.
Artikel 276 van het Filipijnse Familiewetboek bepaalt dat een man een kind kan erkennen. Uit artikel 283 van ditzelfde wetboek volgt dat een vader verplicht is een kind te erkennen als er sprake is van:
  • verkrachting en de verwekking van het kind overeenkomt met het tijdstip van deze verkrachting;
  • status van het kind of gedrag van de vader waardoor het lijkt dat er sprake is van een wettig kind;
  • samenleving met de moeder van het kind op het moment dat het kind werd verwekt;
  • bewijs dat de man de vader van het kind is.
De Filipijnse ambtenaar heeft de erkenning toegestaan, terwijl [kind01] en [kind02] in principe de echtgenoot van de moeder, [naam02] , als juridische vader hebben.
Vast staat dat naar Filipijns recht een echtscheiding wettelijk gezien (vrijwel) onmogelijk is. Er is ook niet gesteld of gebleken dat de moeder en [naam02] inmiddels zijn gescheiden. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat dit huwelijk nog steeds voortduurt.
Uit een tweetal legal opinions, overgelegd in de procedure waarin deze rechtbank op
24 januari 2023 uitspraak heeft gedaan en gepubliceerd onder ECLI:NL:RBDHA:2023:13053, blijkt het volgende.
Naar Filipijns recht staat een huwelijk van de moeder ten tijde van de geboorte van een kind niet in de weg aan de uitdrukkelijke erkenning door een biologische vader van zijn eigen kind op de geboorteakte van dat kind. Volgens de relevante wettelijke bepalingen is de uitdrukkelijke erkenning door de man van een kind als zijn eigen kind in de geboorteakte voldoende om dat kind zijn achternaam te laten gebruiken. Daarmee is voor alle wettelijke doeleinden dat kind dan het door de man erkende natuurlijke kind.
Ten tweede blijkt uit de uitspraak dat uit jurisprudentie van het Filipijnse Hooggerechtshof, Solinap vs Locsin, G.R. no. 146737, Hooggerechtshof, 10 december 2001, volgt dat vermeldingen in de geboorteakte prima facie bewijs zijn van de feiten die het bevat. Dus wanneer het geboortedocument van het kind een vader aangeeft die de minnaar van de getrouwde moeder is, wordt voor alle juridische doeleinden de genoemde vader (getrouwd of niet) die in een dergelijk geboorteakte wordt genoemd, beschouwd als de vader van het kind.
Op grond van in voornoemde uitspraak opgenomen legal opinions oordeelt de rechtbank dat verzoeker overeenkomstig het Filipijnse recht als vader op de geboorteakten staat vermeld.
Weigeringsgrond?
Nu sprake is van een erkenning conform het Filipijnse recht moet deze op grond van artikel 10:101 BW in Nederland worden erkend, behoudens de toepasselijkheid van een weigeringsgrond. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake geweest van behoorlijk onderzoek. De geboorteakten en de aktes van erkenning zijn ook overeenkomstig het Filipijnse recht opgemaakt. Op grond van artikel 10:95 lid 3 dient naar Filipijns recht beoordeeld te worden of de moeder heeft ingestemd met de erkenning. Dat de moeder heeft ingestemd met deze erkenning, blijkt uit de ondertekening door haar van de akten van erkenning. Dat de erkenning geen schijnhandeling betreft, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de omstandigheden dat verzoeker blijkens de overgelegde rapporten van DNA-onderzoek de biologische vader van beidde kinderen is en dat hij jarenlang een relatie met de moeder heeft gehad en met haar en de kinderen heeft samengewoond.
Gelet hierop dient de rechtbank slechts nog te beoordelen of sprake is van strijd met de openbare orde. De rechtbank zal – gezien het bepaalde in artikel 10:101 lid 2 BW – daarbij in haar oordeel het bepaalde in artikel 1:204 BW betrekken.
Strijd met de Nederlandse openbare orde?
Uit artikel 10:101 lid 1 BW in samenhang met artikel 10:100 lid 2 BW volgt dat de erkenning van de buitenlandse erkenning, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde kan worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd. Als uitgangspunt geldt dat het enkele feit dat het ontstaan van een familierechtelijke betrekking niet overeenstemt met de huidige bepalingen uit het Nederlands recht, onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde. Van onverenigbaarheid met de openbare orde is namelijk slechts sprake in geval van strijdigheid met beginselen en waarden van juridische, sociale of morele aard die in de eigen rechtsorde fundamenteel worden geacht. Uitgangspunt is derhalve dat de buitenlandse erkenningen dienen te worden erkend.
Vast staat dat verzoeker op het moment van erkenning van [kind01] en van [kind02] gehuwd was met een ander dan de moeder. Daarnaast was op dat moment sprake van een relevant aanknopingspunt met de Nederlandse rechtsorde, in die zin dat verzoeker op dat moment – en nu nog steeds – de Nederlandse nationaliteit bezat. Dat betekent dat de erkenning door verzoeker van [kind01] en van [kind02] volgens het op dat moment geldende recht nietig was, tenzij de rechtbank vaststelt dat tussen verzoeker en de moeder een band bestaat die in voldoende mate met een huwelijk op een lijn te stellen valt, of dat er tussen verzoeker en de kinderen een nauwe persoonlijke betrekking, oftewel family life, bestaat.
Nauwe persoonlijke betrekking
Op het moment van erkenning van de kinderen was verzoeker gehuwd met een andere vrouw dan de moeder van de kinderen. Beoordeeld moet worden of de erkenning van de kinderen door verzoeker ook in Nederland erkend kan worden. Tot 1 april 2014 kon erkenning van de kinderen door verzoeker niet van rechtswege worden erkend wegens strijd met de openbare orde, omdat verzoeker gehuwd was met een ander dan de moeder van de kinderen en omdat onder het vóór 1 april 2014 geldende recht een erkenning gedaan door verzoeker slechts kon worden erkend indien vastgesteld zou worden dat er ten tijde van de erkenning sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en de kinderen dan wel dat tussen de man en de moeder van de kinderen sprake was van een band die op één lijn te stellen is met het huwelijk.
Per 1 april 2014 is echter artikel 1:204 lid 1 sub e BW komen te vervallen, waardoor de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10:101 lid 2 sub a BW zich niet meer kan voordoen voor wat betreft de omstandigheid dat verzoeker ten tijde van de erkenning van de kinderen met een andere vrouw gehuwd was dan de moeder van de kinderen. In zoverre kan de erkenning door verzoeker van de kinderen worden erkend.
Conclusie
Uit al het voorgaande blijkt dat verzoeker op rechtsgeldige wijze naar Filipijns recht de vader is geworden van [kind01] en [kind02] en dat de van de kinderen opgemaakte geboorteakten op grond van artikel 10:101 BW van rechtswege voor erkenning in Nederland vatbaar zijn. Dat maakt dat de rechtbank de verzochte verklaring voor recht zal afgeven.
Inschrijving van de geboorteakten
Toepasselijk recht
Op het verzoek tot afgifte van de last tot inschrijving van de geboorteakte is Nederlands recht van toepassing.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:25 lid 1 BW worden buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akten van geboorte op verzoek van een belanghebbende ingeschreven in de registers van geboorten van de gemeente [plaats02] , indien de akte een persoon betreft die op het ogenblik van het verzoek Nederlander is.
Inhoudelijke beoordeling
Hierboven heeft de rechtbank al vastgesteld dat de geboorteakten voor erkenning in Nederland vatbaar zijn. Verzoeker kan als belanghebbende worden aangemerkt, omdat hij de vader van de kinderen is en de Nederlandse nationaliteit bezit. Hij is als ouder, die alleen met het gezag over de kinderen is belast, ook bevoegd om ten behoeve van hen dit verzoek te doen. Tot slot heeft verzoeker er belang bij dat de kinderen ook in Nederland als zijn kinderen geregistreerd zullen staan.
Ten aanzien van beide kinderen zal de rechtbank daarom tot slot beoordelen of zij in het bezit zijn van de Nederlandse nationaliteit. Aan deze voorwaarde moet ook voldaan zijn om tot inschrijving van de geboorteakten te kunnen komen. In die beoordeling neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat verzoeker zowel naar Filipijns als naar Nederlands recht als juridische vader van de kinderen kan worden aangemerkt, omdat er tussen de vader en de kinderen door de erkenning een familierechtelijke band is ontstaan die erkend kan worden.
Verkrijging van het Nederlanderschap
Uitgangspunt is dat het Nederlanderschap op basis van de limitatieve gronden van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) kan worden verkregen. Op basis van artikel 3 lid 1 RWN is Nederlander het kind waarvan ten tijde van zijn geboorte de vader of de moeder Nederlander is.
Op grond van het huidige artikel 4 lid 1 RWN wordt ook Nederlander de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte en voor de leeftijd van zeven jaar door een Nederlander wordt erkend. Deze verkrijgingsgrond geldt vanaf 1 maart 2009. Voor kinderen die – voordat zij zeven jaar werden – erkend zijn tussen 1 april 2003 en 1 maart 2009 geldt deze verkrijgingsgrond niet. Zij kunnen gebruik maken van de optiemogelijkheden van artikel 6 lid 1 onder c van de RWN.
[kind02]
is op [geboortedatum02] 2007 geboren. Hij is voor zijn geboorte, op [datum06] 2007, door verzoeker erkend.
Op grond van artikel 4 RWN verkrijgt een minderjarige vreemdeling die door een Nederlander wordt erkend van rechtswege het Nederlanderschap ongeacht of er sprake is van een erkenning die in Nederland is gedaan dan wel van een in het buitenland gedane erkenning die voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. De verkrijging van het Nederlanderschap op grond van artikel 4 RWN vindt plaats op het tijdstip van de erkenning. Uit artikel 2 lid 1 RWN volgt dat de verkrijging van het Nederlanderschap geen terugwerkende kracht heeft. De Hoge Raad heeft in de uitspraak van 21 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2377) overwogen dat een en ander betekent dat de gevolgen van een erkenning voor de verkrijging van het Nederlanderschap moeten worden beoordeeld naar het tijdstip waarop die erkenning plaatsvindt en met inachtneming van de op dat moment in Nederland geldende wetgeving.
Het voorgaande brengt mee dat de erkenning van [kind02] door verzoeker er alleen dan toe heeft geleid dat hij het Nederlanderschap heeft verkregen indien aannemelijk is dat op dat tijdstip tussen verzoeker en [kind02] een nauwe persoonlijke betrekking bestond dan wel dat tussen verzoeker en de moeder sprake is van een band die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn is te stellen. Ten tijde van de erkenning gold immers nog het bepaalde in artikel 1:204 lid 1 aanhef en onder e (oud) BW.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen verzoeker en [kind02] . Verzoeker had ten tijde van de geboorte van [kind02] een relatie met zijn moeder. Uit het overgelegde DNA-rapport volgt ook dat verzoeker de verwekker is van [kind02] (en [kind01] ). Verzoeker heeft [kind02] (en ook [kind01] ) vanaf de geboorte tot heden opgevoed en verzorgd. Hij is vanaf de geboorte van de kinderen bij hun levens betrokken geweest als vader. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen verzoeker en de kinderen. Daarnaast was er ten tijde van de erkenning ook sprake van een band tussen verzoeker en de moeder van de kinderen die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn te stellen was. Partijen hebben jarenlang een relatie gehad en ook met elkaar en de kinderen samengewoond.
Op de akte van geboorte van [kind02] staat vermeld dat verzoeker ten tijde van de geboorte de Nederlandse nationaliteit bezat. Volgens verzoeker heeft hij altijd enkel de Nederlandse nationaliteit gehad. Uit het afschrift uit de Basisregistratie Personen blijkt dat verzoeker op dit moment nog steeds de Nederlandse nationaliteit bezit. Niet is gesteld of gebleken dat hij op enig moment niet de Nederlandse nationaliteit heeft bezeten.
Omdat [kind02] voor zijn geboorte door verzoeker als vader is erkend, had hij op het moment van zijn geboorte een Nederlandse vader. Dat maakt dat [kind02] op grond van artikel 3 lid 1 RWN het Nederlanderschap vanaf zijn geboorte aan zijn vader kan ontlenen.
Ten aanzien van [kind02] is dan ook aan de voorwaarden van artikel 1:25 BW voldaan, zodat de rechtbank de verzochte verklaring voor recht tot inschrijving kan de geboorteakte van [kind02] zal afgeven. Tevens zal de rechtbank op de voet van artikel 1:26b BW een last geven aan de ambtenaar om de geboorteakte van [kind02] in de daartoe bestemde registers in te schrijven.
Op de voet van artikel 1:24 lid 2 BW stuurt de griffier van, in dit geval deze rechtbank, niet eerder dan drie maanden na de dag van de beschikking een afschrift daarvan toe aan de ambtenaar waar de geboorteakte moet worden ingeschreven. Gelet hierop kan de beslissing op dit punt niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard en zal de rechtbank dit deel van het verzoek afwijzen.
[kind01]
Uit de geboorteakte van [kind01] volgt dat zij op [geboortedatum01] 2005 is geboren en dat zij een week later op [datum erkenning01] 2005 is erkend. Verzoeker heeft op de zitting aangegeven dat hij [kind01] voor haar geboorte wilde erkennen en hiertoe naar de ambassade is gegaan. Daar werd hem aangegeven dat hij op een later moment terug moest komen. Omdat [kind01] met een keizersnede is geboren, is het verzoeker en de moeder pas een week na de geboorte gelukt om de erkenning van [kind01] te regelen. Deze erkenning na de geboorte van [kind01] heeft gevolgen voor de verkrijging door haar van het Nederlanderschap. Omdat [kind01] niet voor haar geboorte is erkend, is zij niet geboren als kind van een Nederlandse vader, zodat zij niet op basis van artikel 3 RWN het Nederlanderschap aan verzoeker kan ontlenen. Hoe betreurenswaardig deze situatie ook voor [kind01] uitpakt, de rechtbank kan niet anders dan vaststellen dat [kind01] op grond van de toen geldende Rijkswet op het Nederlanderschap niet het Nederlanderschap heeft verkregen door de erkenning. Dat maakt dat ten aanzien van haar niet is voldaan aan één van de vereisten om tot inschrijving van haar geboorteakte te komen. De verzochte verklaring voor recht dat haar geboorteakte kan worden ingeschreven zal dan ook niet worden afgegeven, evenmin kan een last daartoe aan de ambtenaar worden gegeven.
Ten overvloede
Verzoeker heeft aangegeven dat de hele insteek voor deze procedure is dat wordt vastgesteld dat [kind01] en [kind02] de Nederlandse nationaliteit bezitten. Volgens hem is hij vanaf de geboorte van de kinderen bezig geweest om voor hen de Nederlandse nationaliteit te regelen en is hij telkens van het spreekwoordelijke kastje naar de muur gestuurd. De teleurstelling bij de kinderen, die inmiddels ook meermalen betrokken zijn geweest bij de aanvraag van een Nederlands paspoort, is telkens groot geweest op momenten dat bleek dat het weer niet was gelukt om een Nederlands paspoort te verkrijgen. Verzoeker vreest voor de teleurstelling bij [kind01] , die graag in Nederland een opleiding wil volgen, als blijkt dat zij op dit moment niet de Nederlandse nationaliteit bezit, temeer daar de uitkomst van deze procedure anders is voor haar dan voor haar broer. Ook heeft verzoeker aangegeven dat hij bij de ambassade telkens andere adviezen krijgt en dat hij elke keer opnieuw veel moeite moet doen om alle gevraagde documenten, voorzien van alle legalisaties, aan te leveren.
De rechtbank begrijpt de teleurstelling voor [kind01] mede omdat het Nederlanderschap voor [kind02] wel is komen vast te staan. De rechtbank geeft [kind01] mee dat de wetgever voor haar een mogelijkheid heeft geopend om door middel van het uitbrengen van een optie toch het Nederlanderschap te verkrijgen. Deze optiemogelijkheid is bedoeld voor kinderen die in de periode tussen 1 april 2003 en 1 maart 2009 zijn erkend door een Nederlander, in de periode dat die erkenning niet als rechtsgevolg had dat zij het Nederlanderschap direct verkregen. Zo geldt voor [kind01] op basis van het overgangsrecht van de Rijkswet de mogelijkheid om een schriftelijke verklaring af te leggen, welke bevestigd moet worden door de daartoe bevoegde instantie, aangezien zij na 1 april 2003 en voor het bereiken van haar zevende levensjaar is erkend. Blijkens dit overgangsrecht geldt voor [kind01] niet de verplichting om hoofdverblijf in Nederland te hebben en hoeft zij evenmin een verklaring van verbondenheid af te leggen, ook al is zij nu ouder dan zestien jaar. Voor zover voor haar de eis zou gelden dat verzoeker haar in de drie jaren voorafgaand aan haar optieverklaring heeft verzorgd en opgevoed, dan stelt de rechtbank vast dat daarvan sprake is. Verzoeker heef [kind01] vanaf haar geboorte tot heden verzorgd en opgevoed, waarbij hij vanaf 2014 de opvoeding en verzorging alleen gedaan, omdat de moeder het gezin toen heeft verlaten.
Verzoeker heeft bij de stukken een brief van de Consulaire Service Organisatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de ambassade te Manilla van [datum08] 2022 overgelegd, waaruit volgt dat hij bij een eerdere aanvraag van paspoorten voor beide kinderen verschillende stukken diende over te leggen.
De rechtbank gaat er vanuit dat de ambassade, op basis van deze beschikking en de in deze procedure getoonde stukken op voortvarende wijze over zal gaan tot afronding van de procedure rond de optieverklaring zodat ook [kind01] op korte termijn in het bezit zal zijn van een Nederlands paspoort.
Vaststelling van de geboortegegevens
Verzoeker heeft verzocht om, indien de overgelegde geboorteakten niet voor inschrijving vatbaar zijn, de geboortegegevens van de kinderen vast te stellen. Hoewel de geboorteakte van [kind01] in Nederland kan worden erkend, is deze niet voor inschrijving vatbaar, omdat [kind01] niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank komt ten aanzien van [kind01] dus toe aan dit voorwaardelijke verzoek.
Toetsingskader
Op grond van artikel 1:25c lid 1 BW kan deze rechtbank, indien ten aanzien van een buiten Nederland geboren persoon geen akte van geboorte overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of kan worden overgelegd, op verzoek van het openbaar ministerie, van een belanghebbende of van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats02] , de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vaststellen, indien:
die persoon Nederlander is of te eniger tijd Nederlander dan wel Nederlands onderdaan niet-Nederlander is geweest;
die persoon rechtmatig verblijft op grond van artikel 8 onder c en d van de Vreemdelingenwet 2000;
op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een latere vermelding aan de akte van geboorte moet worden toegevoegd.
Inhoudelijke beoordeling
Vast staat dat er van [kind01] een geldige geboorteakte is, die is opgemaakt overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een daartoe bevoegde instantie. Ook staat vast dat [kind01] niet de Nederlandse nationaliteit heeft. Om deze twee redenen zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
Subsidiaire verzoeken
Vaststelling geboortegegevens en last
De subsidiaire verzoeken van verzoeker, tot vaststelling van de geboortegegevens van de kinderen, met last aan de ambtenaar om deze in de registers op te nemen, liggen – zoals hierboven al is overwogen - voor afwijzing gereed.
Ontkenning vaderschap
Het verzoek om het door huwelijk ontstane vaderschap van [naam02] te ontkennen of ongegrond te verklaren, ligt voor afwijzing gereed, omdat [naam02] naar Filipijns recht niet als juridische vader van de kinderen is aangemerkt (geweest). Verzoeker is vanaf het moment van erkenning van de kinderen hun juridische vader.
Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap
Op grond van artikel 10:97 BW dient naar Filipijns recht te worden beoordeeld of het vaderschap van verzoeker over de kinderen kan worden vastgesteld. Uit de geboorteakte van beide kinderen en uit de beslissing van de rechtbank te [plaats03] van [beschikkingsdatum01] 2022 blijkt dat verzoeker als juridische vader van de kinderen is aangemerkt. Anders dan de bijzondere curator heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat, omdat het juridische vaderschap van verzoeker uit de geboorteakten van de kinderen volgt vanwege de door hem gedane erkenning, er geen plaats meer is voor een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Dit verzoek wordt daarom ook afgewezen.
Voorwaardelijke verzoeken van de bijzondere curator
De rechtbank komt niet toe aan bespreking van de voorwaardelijke verzoeken van de bijzondere curator, omdat een deel van de primaire verzoeken van verzoeker worden toegewezen.
Proceskosten
Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank bepalen dat elke partij de eigen proceskosten draagt.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat de Filipijnse geboorteakten van
  • [kind01] , geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01] , Filipijnen, en van
  • [kind02] , geboren op [geboortedatum02] 2007 te [geboorteplaats02] , Filipijnen,
van rechtswege voor erkenning in Nederland vatbaar zijn;
*
verklaart voor recht dat de Filipijnse geboorteakte van [kind02] vatbaar is voor opneming in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand;
*
gelast de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente [plaats02] van de geboorteakte van [kind02] , opgemaakt op [datum04] 2007 door The Office of The Civil Registrar General van de Filipijnen, met nummer [nummer01] , waarvan een fotokopie aan deze beschikking is gehecht;
*
stelt vast dat aannemelijk is dat tussen verzoeker en de kinderen [kind01] en [kind02] een nauwe persoonlijke betrekking bestaat;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte;
*
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.S.F. de Nijs, A.C. Olland, en L. Koper, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2023.