ECLI:NL:RBDHA:2023:14714

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.29072
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlenging van de maatregel van bewaring van een vreemdeling met Marokkaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 26 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlenging van de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was oorspronkelijk opgelegd op 19 februari 2023 en is op 16 augustus 2023 met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft tegen deze verlenging beroep ingesteld, evenals tegen het voortduren van de maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding en dat hij niet meewerkt aan zijn uitzetting. De rechtbank heeft het onderzoek in beide zaken gesloten op 4 september 2023 en heeft bepaald dat een zitting niet nodig was.

De rechtbank overweegt dat de verlenging van de maatregel van bewaring rechtmatig is, omdat er voldoende gronden zijn voor de verlenging. Eiser heeft geen beroepsgronden aangevoerd die de verlenging kunnen ondermijnen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat er zicht op uitzetting bestaat, ondanks de stelling van eiser dat de Marokkaanse autoriteiten geen zekerheid hebben gegeven over de afgifte van een laissez-passer. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van eiser niet zwaarder wegen dan de noodzaak van de maatregel van bewaring, en dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is.

De rechtbank heeft beide beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding. Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar alleen voor zover het de verlenging van de maatregel betreft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.28752 en NL23.29072

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 19 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Bij besluit van 16 augustus 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd. Eiser heeft tegen dat besluit beroep ingesteld (NL23.28752).
Daarnaast heeft eiser, via een kennisgeving aan de rechtbank door verweerder, afzonderlijk beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel (NL23.29072. Daarbij heeft hij verzocht om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek in beide zaken op 4 september 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit hebben en te zijn geboren op [geboortedatum].
Het beroep tegen de verlenging van de bewaring (NL23.28752)
2. De rechtbank ziet aanleiding eerst het beroep tegen de verlening van de bewaring te beoordelen.
Toetsingskader besluit tot verlening
3. Op grond van artikel 59, zesde lid, van de Vw kan de bewaring ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
4. Volgens het beleid van verweerder zoals neergelegd in paragraaf A5/6.8 van de Vc [2] moet verweerder in het verlengingsbesluit nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onredelijk bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn [3] en het arrest Mahdi [4] voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit. Er hoeft geen aparte verzwaarde belangenafweging plaats te vinden bij het bepalen of de maatregel van bewaring verlengd mag worden. [5]
Voorwaarden voor verlenging
5. Aan de verlenging van de bewaring is ten grondslag gelegd dat, ondanks de redelijke inspanningen van verweerder, een geldig document voor grensoverschrijding ontbreekt en dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting.
6. Eiser heeft geen beroepsgronden gericht tegen deze grondslag voor de verlenging
van de maatregel van bewaring. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gemotiveerd
dat daaraan is voldaan. Vast staat, zoals in het verlengingsbesluit is opgemerkt, dat eiser niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding. Verweerder heeft terecht het ontbreken van benodigde documentatie uit het derde land aan de verlenging van de bewaring ten grondslag gelegd, omdat er ondanks verweerders inspanningen nog geen LP [6] voor eiser is verstrekt. Uit het dossier blijkt dat verweerder maandelijks rappelleert bij de Marokkaanse autoriteiten. Verder blijkt hieruit dat de Algemeen Directeur van de Dienst Terugkeer & Vertrek op 5 juli 2023 bij de Marokkaanse autoriteiten aandacht heeft gevraagd voor lopende zaken, waaronder de zaak van eiser. Verweerder heeft daarnaast terecht overwogen dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting, zodat er reeds hierom een grond voor verlenging van de bewaring bestaat. Uit het dossier blijkt dat eiser zelf geen inspanningen heeft verricht met het oog op zijn uitzetting of om het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit te bespoedigen. Daarnaast heeft hij in acht vertrekgesprekken met de Dienst Terugkeer & Vertrek steeds weer aangegeven niet te willen terugkeren naar Marokko. Gelet hierop heeft verweerder terecht overwogen dat, ondanks zijn redelijke inspanningen, de nodige documentatie op zich laat wachten en dat eiser geen medewerking verleent aan zijn vertrek.
Bewaringsgronden
7. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft betwist dat de gronden die aan
het verlengingsbesluit ten grondslag liggen feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht,
en evenmin dat deze gronden de conclusie rechtvaardigen dat een risico bestaat dat eiser
zich aan het toezicht zal onttrekken en/of dat eiser de voorbereiding van het vertrek of de
uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Belangenafweging
8. Eiser stelt dat verweerder heeft nagelaten om de belangen van eiser naar behoren af te wegen.
9. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aan het verlengingsbesluit en de voortgangsrapportage ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, verweerder terecht niet heeft volstaan met het opleggen van een lichter middel. Eiser heeft namelijk tijdens zijn inbewaringstelling geweigerd om mee te werken aan zijn terugkeer, zoals hiervoor onder 6 is overwogen. De enkele omstandigheid dat eisers gestelde vriendin zwanger is maakt niet dat het verleningsbesluit onredelijk bezwarend is. Verweerder heeft immers overwogen dat niet is gebleken dat het voor eiser onmogelijk is om zijn recht op gezinsleven op een andere wijze in te vullen. Verweerder stelt dan ook terecht dat voldoende is gemotiveerd waarom, alle belangen afwegende, een verlenging van de maatregel noodzakelijk wordt geacht. Zoals eveneens eerder overwogen is een aparte verzwaarde belangenafweging niet vereist.
Zicht op uitzetting
10. Voorts voert eiser aan dat er in zijn geval geen zicht op uitzetting is. Uit de voortgangsrapportage blijkt immers dat de Marokkaanse autoriteiten geen zekerheid hebben gegeven dat binnen een redelijke termijn een LP zal worden verstrekt.
11. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd uiteengezet dat sprake is van zicht op uitzetting. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van 16 mei 2023 [7] geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat geen zicht op uitzetting binnen redelijke termijn naar Marokko bestaat. Het is de rechtbank niet gebleken dat daar op dit moment anders over moet worden gedacht. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten in het geheel geen LP’s meer zouden afgeven. Verweerder stelt terecht dat eiser heeft nagelaten voldoende concrete en verifieerbare gegevens te verstrekken ter onderbouwing van zijn gestelde identiteit en nationaliteit, terwijl dat van invloed is op de kans dat een LP wordt afgegeven. Ook stelt verweerder terecht dat eiser overigens niet bereid is gebleken om actief mee te werken aan zijn vertrek. Hierdoor heeft hij het LP-proces onnodig vertraagd en dit komt voor zijn rekening. De stelling van eiser dat de Marokkaanse autoriteiten geen zekerheid hebben gegeven dat binnen een redelijke termijn een LP zal worden verstrekt, leidt niet tot een ander oordeel. Niet valt uit te sluiten dat wanneer eiser zijn volledige medewerking verleent aan hem alsnog binnen afzienbare termijn een LP zal worden afgegeven.
Het beroep tegen het voortduren van de bewaring (NL23.29072)
12. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaatsen Arnhem en Middelburg, volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
13. De gronden van het beroep zijn gelijkluidend aan de gronden die eiser heeft aangevoerd tegen het verleningsbesluit. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat die gronden niet slagen.
Ambtshalve toets [8]
13. Ook ambtshalve ziet de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat het verlengingsbesluit dan wel het voortduren van de bewaring onrechtmatig is.
Conclusie
14. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
15. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af..
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr.Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Richtlijn 2008/115/EG.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460.
6.Laissez-passer.
7.Zie de uitspraak van 16 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1968.
8.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 (ECLI:EU:C:2022:858).