In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritreeër, zijn asielaanvraag had ingediend op 23 juli 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Dit is gebaseerd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat de autoriteiten van Roemenië in staat zijn om de asielaanvraag van eiser op een correcte manier te behandelen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat er pushbacks plaatsvinden in Roemenië, wat volgens hem een fundamentele systeemfout in de asielprocedure betekent. Hij verwijst naar een AIDA-rapport ter onderbouwing van zijn stelling dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd.
De rechtbank heeft de zaak op 2 februari 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank overweegt dat, hoewel eiser stelt dat de situatie in Roemenië problematisch is, hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij als Dublin-terugkeerder te maken zal krijgen met onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Roemenië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.