ECLI:NL:RBDHA:2023:1470

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
NL23.572
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritreeër, zijn asielaanvraag had ingediend op 23 juli 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Dit is gebaseerd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat de autoriteiten van Roemenië in staat zijn om de asielaanvraag van eiser op een correcte manier te behandelen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat er pushbacks plaatsvinden in Roemenië, wat volgens hem een fundamentele systeemfout in de asielprocedure betekent. Hij verwijst naar een AIDA-rapport ter onderbouwing van zijn stelling dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden gehanteerd.

De rechtbank heeft de zaak op 2 februari 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank overweegt dat, hoewel eiser stelt dat de situatie in Roemenië problematisch is, hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij als Dublin-terugkeerder te maken zal krijgen met onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Roemenië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser en dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.572

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 4 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.573, op 2 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. M.E.M. Jacquemard als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Ogbamichael. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Eritrese nationaliteit te hebben. Hij heeft op 23 juli 2022 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft deze asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Roemenië verantwoordelijk voor de behandeling van eisers asielaanvraag, omdat hij al eerder in Roemenië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening. [2] Op 5 september 2022 hebben de Roemeense autoriteiten dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser stelt dat ten aanzien van Roemenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat er pushbacks plaatsvinden. Dit moet gezien worden als fundamentele systeemfout in de asielprocedure. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een AIDA-rapport [3] . Volgens eiser is het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet deelbaar en leiden de pushbacks er dan ook toe dat ten aanzien van Roemenië niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hij doet hierbij een beroep op de prejudiciële vragen die hierover zijn gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch [4] . Tot slot stelt eiser dat er sprake is van een verhoogde instroom van asielzoekers vanuit Oekraïne. Dit vormt een belasting voor het opvangsysteem in Roemenië.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Roemenië in beginsel verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser.
5. Uitgangspunt is dat verweerder ten aanzien van Roemenië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. Dit is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) recentelijk bevestigd [5] . Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd.
6. Voor zover er in Roemenië
pushbacksplaatsvinden kunnen deze worden aangemerkt als fundamentele systeemfout in de asielprocedure. Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2022 [6] leidt de rechtbank echter af dat de Afdeling, vooralsnog, uitgaat van de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat hij ook als Dublin-terugkeerder te maken zal krijgen met
pushbacks. Hiertoe heeft eiser geen documenten of andere informatie overgelegd. Ook uit het AIDA-rapport valt niet af te leiden dat Dublin-terugkeerders te maken krijgen met
pushbacks.
7. De stelling dat een verhoogde instroom van asielzoekers vanuit Oekraïne heeft geleid tot een belasting van het opvangsysteem in Roemenië is niet met documenten onderbouwd. Bij het aanmeldgehoor heeft eiser bovendien medegedeeld dat hij in een asielzoekerscentrum in Roemenië opvang heeft gekregen.
8. Niet is gebleken van omstandigheden waarin verweerder aanleiding heeft hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.AIDA Country Report: Romania, Update 31 mei 2022.