ECLI:NL:RBDHA:2023:14689

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
29 september 2023
Zaaknummer
NL23.16435 en NL23.16436
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van Dublinverordening met betrekking tot Kroatië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 september 2023, met zaaknummers NL23.16435 en NL23.16436, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, een Turkse nationaliteit, heeft op 4 december 2022 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht op basis van de Dublinverordening. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser.

De rechtbank constateert dat eiser op 22 oktober 2022 de grens van Kroatië illegaal heeft overschreden en dat de Kroatische autoriteiten op 25 januari 2023 zijn verzocht om eiser over te nemen. Dit verzoek werd aanvankelijk afgewezen, maar na een verzoek tot heroverweging op 28 maart 2023 stemden de Kroatische autoriteiten in met de terugname. Eiser stelt dat hij geen asielaanvraag in Kroatië heeft ingediend en dat hij recht heeft op gelijke behandeling, maar de rechtbank oordeelt dat de verantwoordelijkheid van Kroatië voor de asielaanvraag van eiser vaststaat.

De rechtbank wijst erop dat verweerder heeft voldaan aan de onderzoeksplicht en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft niet onderbouwd waarom hij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met het EU Handvest en het EVRM bij overdracht aan Kroatië. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.16435 en NL23.16436
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. de Jong).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser is geboren op [geboortedag] 1996 en heeft de Turkse nationaliteit. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 2 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, dhr. M. Ermek als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 4 december 2022 heeft eiser asiel aangevraagd. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 22 oktober 2022 de grens van Kroatië illegaal heeft overschreden. Verweerder heeft de Kroatische autoriteiten op 25 januari 2023 daarom verzocht om eiser over te nemen [1] op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening. Op 27 maart 2023 is dit eerste claimverzoek afgewezen. Op 28 maart 2023 heeft Nederland een verzoek tot heroverweging ingediend en op 11 april 2023 zijn de autoriteiten van Kroatië akkoord gegaan met het verzoek om eiser terug te nemen. [2] Volgens verweerder is Kroatië om die reden verantwoordelijk voor eisers asielaanvraag en daarom heeft verweerder de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen. [3]
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser verzoekt ten eerste om de zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen en voert de volgende aanvullende gronden aan. Omdat het eerste claimverzoek is afgewezen is de verantwoordelijkheid van verweerder voor de asielaanvraag van eiser komen vast te staan. Eiser heeft bovendien geen asielaanvraag ingediend in Kroatië en is enkel aangehouden aan de grens. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat veel asielzoekers die via Kroatië het grondgebied van de Europese Unie binnenkomen wel toegelaten worden tot de nationale procedure en dat hij recht heeft op gelijke behandeling. Daarnaast heeft eiser een partner in Nederland die ook is toegelaten tot de algemene asielprocedure. Tot slot, stelt eiser dat hij bij een overdracht een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het EU Handvest.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Verzoek om zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen.
4. Verweerder is in het bestreden besluit gemotiveerd ingegaan op hetgeen eiser in de zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover hij in beroep niet heeft geconcretiseerd op welke punten de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijze in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal daarom alleen ingaan op de aanvullende gronden die door eiser zijn aangevoerd.
Verantwoordelijkheid Kroatië
5. De rechtbank overweegt dat verweerder binnen de wettelijke termijn een verzoek tot heroverweging heeft ingediend. Verweerder heeft erop mogen wijzen dat voor het indienen van een verzoek tot heroverweging een termijn geldt van drie weken. [4] Op 25 maart 2023 is het claimverzoek afgewezen en op 28 maart 2023 heeft verweerder een verzoek tot heroverweging ingediend bij de Kroatische autoriteiten. Vervolgens zijn de Kroatische autoriteiten op 11 april 2023 akkoord met het terugnameverzoek. De afwijzing van het eerste claimverzoek is daarmee niet in rechte komen vast te staan.
6. Uit Eurodac is gebleken dat eiser de grens van Kroatië illegaal heeft overschreden. Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening is Kroatië daarmee verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Dat eiser geen asiel heeft aangevraagd in Kroatië doet daar niet aan af.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser zijn stelling dat veel asielzoekers wiens asielverzoek in Nederland de nationale procedure in behandeling is genomen het grondgebied van de Europese Unie ook via Kroatië zijn binnengekomen niet heeft onderbouwd, zodat deze beroepsgrond niet kan slagen.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
8. Deze zittingsplaats heeft eerder in onder andere de uitspraak van 1 juni 2023 [5] geoordeeld dat verweerder voor Kroatië niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Gelet op de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 13 september 2023 [6] waarin de uitspraak van deze rechtbank van 1 juni 2023 is vernietigd, kan dit oordeel geen stand houden. De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat verweerder door het door hem verrichte onderzoek heeft voldaan aan de door de hoogste bestuursrechter opgelegde plicht om nader onderzoek te doen naar de situatie van Dublin-claimanten in Kroatië. [7] Op basis van de bevindingen uit dit verrichte onderzoek mag verweerder volgens de hoogste bestuursrechter ten aanzien van Kroatië wel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
9. Het voorgaande betekent dat verweerder van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon uitgaan. Nu eiser niet heeft uitgelegd waarom hij desondanks een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling bij overdracht aan Kroatië heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat Kroatië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
10. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij op dit moment geen relatie heeft. De beroepsgrond dat verweerder de behandeling van zijn asielaanvraag zich onverplicht had moeten aantrekken, omdat eiser een partner heeft die tot de nationale procedure is toegelaten heeft hij daarom ingetrokken en zal derhalve onbesproken blijven.

Conclusie en gevolgen

11. Verweerder heeft de aanvraag van eiser terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
11. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
11. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening.
2.Op grond van artikel 18, eerste lid en onder d, van de Dublinverordening.
3.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw).
4.Op grond van artikel 5, tweede lid, van de verordening (EG) Nr. 1560/2003 van de Commissie.
5.Zie uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:7776.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.
7.Zie de uitspraken van de Afdeling van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042 en ECLI:NL:RVS:2022:1043.