ECLI:NL:RBDHA:2023:14629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
NL23.20798
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Marokkaanse eiser met betrekking tot bedreigingen door de familie van zijn vriendin

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 22 juni 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, stelt dat hij bedreigd wordt door de familie van zijn vriendin. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat hij twijfels heeft over de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser. De rechtbank heeft op 10 augustus 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft vastgesteld dat er omstandigheden zijn die afdoen aan de algehele geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiser. Echter, deze omstandigheden zijn onvoldoende om de kern van het asielrelaas, namelijk de bedreiging door de familie, als ongeloofwaardig te bestempelen. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd is, omdat de staatssecretaris onvoldoende heeft onderbouwd waarom de bedreiging niet geloofwaardig is, ondanks dat er uitvoerig over is gesproken tijdens het gehoor.

De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser, die op € 1.674,- zijn vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20798

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 22 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 12 juli 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
2. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
2.1
Bij bericht van 7 augustus 2023 heeft de staatssecretaris – onder verwijzing naar een bijlage van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers – aan de rechtbank meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming uit de opvang is vertrokken per 1 augustus 2023.
2.2
De gemachtigde van eiser heeft op 7 augustus 2023 laten weten diezelfde ochtend nog contact te hebben gehad met eiser en toegelicht dat eiser van plan is om op de zitting van 10 augustus 2023 te verschijnen.
2.3
Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] (de Afdeling) volgt dat, indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uit dient te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
2.4
Ter zitting heeft de gemachtigde aangegeven dat hij nog contact met eiser heeft en dat eiser nog in Nederland verblijft. Aangezien het contact met eiser en zijn gemachtigde recent is geweest en eiser nog in Nederland verblijft, neemt de rechtbank aan dat eiser procesbelang heeft.
Inhoudelijke beoordeling
3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
5. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser had drie jaar een relatie met een meisje. Haar ouders wisten dat niet. Eiser en het meisje kregen een auto-ongeluk, ten gevolge waarvan zij in het ziekenhuis belandden. De familie van zijn vriendin raakte daardoor op de hoogte van de relatie. Vanaf dat moment werd eiser door de familie bedreigd, omdat zij vonden dat eiser met zijn vriendin moest trouwen. Ook wilde de familie dat eiser de rekening van een privékliniek zou betalen, waar zijn vriendin enige tijd is opgenomen geweest ten gevolge van het auto-ongeluk. Vanwege de dreigementen en opeenstapeling van problemen heeft eiser het land verlaten.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit, en herkomst;
  • Problemen met de familie van eisers vriendin.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat het eerste element geloofwaardig is, maar het tweede element ongeloofwaardig.
De staatssecretaris heeft de problemen die eiser stelt te hebben met de familie van zijn vriendin ongeloofwaardig bevonden, omdat eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn verhaal ondersteunen. Voorts meent de staatssecretaris dat het niet aannemelijk is dat eiser geen aangifte zou doen van de diefstal van zijn telefoon, nu hier belangrijke bewijsmiddelen op zouden staan. Ook het feit dat eiser niet weet wat zijn vriendin mankeert als gevolg van het auto-ongeluk vindt de staatssecretaris niet aannemelijk, aangezien er sprake was van een relatie van drie jaar en eiser en zijn vriendin nog contact hebben gehad. Tot slot doet het feit dat eiser tegenstrijdig verklaart over de tijdlijn van zijn relatie en van het vertrek uit Marokko, volgens de staatssecretaris, af aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen van eiser.
De staatssecretaris heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond.
Aangifte diefstal
7. Eiser stelt dat de staatssecretaris hem ten onrechte tegenwerpt dat hij geen aangifte van de diefstal van zijn telefoon heeft gedaan of de documenten op zijn telefoon op een andere wijze veilig heeft gesteld, bijvoorbeeld door het maken van kopieën of scans. De situatie in de opvang is namelijk zodanig onveilig is dat hij zijn eigendom niet op zijn eigen kamer kan achterlaten zonder dat deze gestolen wordt. Eiser is slachtoffer geworden van een situatie waar hij niets aan kan doen. Eiser zal nog proberen documenten te verkrijgen over zijn opname in het ziekenhuis. Eiser meent echter dat dit niet kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas, nu dit enkel ziet op zijn eigen opname en niet op die van zijn vriendin.
7.1
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij geen aangifte heeft gedaan van de diefstal van zijn telefoon. Aangezien op eisers telefoon alle documenten en gegevens stonden ter onderbouwing van zijn asielrelaas, is het niet onredelijk om van eiser te verwachten dat hij er alles aan doet om deze gegevens terug te krijgen. Dat eiser niets aan de diefstal kon doen, doet hier niet aan af. De staatssecretaris verwijt eiser niet dat zijn telefoon is gestolen, maar dat eiser vervolgens geen enkele actie heeft ondernomen om de gegevens van zijn telefoon terug te krijgen.
Diagnose vriendin
8. Eiser stelt dat hij alle relevante informatie over wat er aan de hand is met zijn vriendin, heeft gegeven. Dat hij geen precieze diagnose over haar medische klachten heeft kunnen geven, duidt niet op een gebrek aan interesse maar op het feit dat er geen diagnose bekend is. Het is voor eiser derhalve niet duidelijk welke gegevens ontbreken en wat hij nog meer had kunnen vertellen.
8.1
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij (te) weinig kan verklaren over de medische toestand van zijn vriendin. De staatssecretaris heeft van eiser kunnen verwachten dat hij daarover uitvoeriger kan verklaren, nu eiser drie jaar een relatie heeft gehad en hij na het ongeluk nog meerdere malen telefonisch contact heeft gehad met zijn vriendin. Daarnaast eist de familie van zijn vriendin dat eiser de kosten van de medische behandeling betaalt. De medische problemen van de vriendin zijn daarmee (een deel van) de oorzaak van de problemen van eiser. Dat eiser niet gedetailleerder kan verklaren over de medische toestand doet daarom afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen.
Tijdlijn
9. Eiser stelt dat inconsistenties in de door hem opgegeven data over zijn vertrek uit Marokko en de start van zijn relatie met [vriendin] eenvoudig te verklaren zijn. Eiser vindt data niet zo relevant, dus hij maakt ten aanzien van vragen daarover een ruwe schatting. De staatssecretaris heeft, door hier zwaar aan te tillen, geen rekening gehouden met de culturele verschillen tussen volkeren en heeft de feiten vanuit een westers oogpunt beoordeeld. Bovendien raken deze verklaringen niet aan de kern van het asielrelaas.
9.1
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit niet ten onrechte heeft overwogen dat eisers verklaringen over de tijdlijn van zijn relatie en zijn vertrek uit Marokko afdoen aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Niet alleen verklaart eiser tegenstrijdig over het tijdstip van gebeurtenissen, er zitten ook grote gaten in de tijdlijn waar eiser niet over kan of wil verklaren. Bovendien wijken de verschillende door eiser genoemde data in ruime mate van elkaar af. Eiser heeft ter zitting gesteld dat hij over de belangrijke zaken, zoals het auto-ongeluk, altijd consequent verklaard heeft. Uit het gehoor blijkt echter dat eiser hierover vaag verklaard heeft en bovendien zelf stelt dat hij niet zeker meer weet wanneer het ongeluk gebeurd is. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris niet ten onrechte, dat verwacht mag worden dat eiser consistenter over de tijdlijn van zijn relatie en het auto-ongeluk kan verklaren omdat eiser vanwege de gestelde problemen die hier uit voortvloeiden is vertrokken.
Noodzaak tot internationale bescherming
10. Eiser stelt dat er een goede reden is waarom hij niet direct asiel in Nederland heeft aangevraagd. Door zijn ervaringen in Frankrijk was hij uit het veld geslagen. Hij heeft toen geprobeerd om werk te zoeken om zijn problemen op te lossen. Deze extra toelichting is niet tegenstrijdig met eerdere verklaringen. Bovendien lag het, op grond van de samenwerkingsverplichting, ook op de weg van eiser om dit relevante feit naar voren te brengen. De zienswijze is hier ook voor bedoeld. Dit betekent niet dat eiser te laat is met inbrengen van de toelichting.
10.1
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat eiser, door lange tijd geen asiel aan te vragen terwijl hij in Europa aangekomen was, niet heeft laten zien dat er daadwerkelijke noodzaak tot internationale bescherming bestaat. Als de dreiging vanuit Marokko zo groot was als eiser stelt, dan kan van eiser verwacht worden dat hij zo snel mogelijk asiel aanvraagt nadat hij Marokko ontvlucht is. Eiser is echter al in 2021 uit Marokko vertrokken en heeft pas op 22 juni 2023 een asielaanvraag in Nederland gedaan. Daarvoor verbleef eiser in Spanje, Frankrijk en België. In geen van die landen heeft eiser een asielaanvraag gedaan.
Kern van het asielrelaas
11. Eiser stelt duidelijk, gedetailleerd en consistent verklaard te hebben over zijn ongeluk, hoe de familie hierachter is gekomen en wat dit voor hem aan problemen heeft opgeleverd, zowel thuis als op het werk. Hij heeft ook verklaard wat hij heeft gedaan om deze problemen op te lossen en dat dit niet tot een oplossing heeft geleid. De staatssecretaris heeft, volgens eiser, niets ingebracht tegen deze verklaringen en had dan ook tot het oordeel moeten komen dat zijn verklaringen geloofwaardig zijn.
11.1
De rechtbank overweegt dat eiser stelt dat hij Marokko heeft moeten verlaten door de problemen die hij daar ondervond met de familie van zijn vriendin. Volgens eiser is deze familie naar hem op zoek omdat zij vinden dat eiser met zijn vriendin moet trouwen. Daarnaast wil de familie dat eiser de rekening betaalt van de privékliniek waar eisers vriendin behandeld is na het auto-ongeluk. Eiser stelt dat de familie hem thuis en op zijn werk opzocht. Eiser is tijdens het gehoor op 7 juli 2023 uitvoering naar de bedreigingen gevraagd. Op eisers antwoorden heeft de staatssecretaris ook doorgevraagd.
11.2
De rechtbank overweegt dat de bedreiging door de familie de kern van het asielrelaas betreft en de reden waarom eiser uit Marokko vertrokken is. In het bestreden besluit komt echter niet of onvoldoende naar voren wat het oordeel van de staatssecretaris is over de bedreiging door de familie. De staatssecretaris heeft ter zitting weliswaar aangegeven dat, nu alle elementen om die bedreiging heen (documenten, aangifte diefstal telefoon, diagnose vriendin en tijdlijn) ongeloofwaardig zijn, de bedreiging zelf ook niet geloofwaardig wordt geacht. Deze tegenwerpingen die, zoals de rechtbank onder 7 tot en met 10.1 heeft geconcludeerd, terecht aan eiser zijn tegengeworpen, zijn echter op zichzelf en in onderlinge samenhang bezien onvoldoende om de afwijzing van de asielaanvraag te kunnen dragen. De rechtbank is van oordeel dat uit het bestreden besluit moet volgen waarom de kern van een asielrelaas niet geloofwaardig is. Dit geldt in deze zaak eens te meer, nu tijdens het gehoor uitvoerig stilgestaan is bij de bedreiging zelf, waardoor het voor de staatssecretaris goed mogelijk was om een oordeel te geven over de geloofwaardigheid hiervan. Het bestreden besluit is dan ook niet deugdelijk gemotiveerd. Het beroep is gegrond.

Conclusie en gevolgen

12. De staatssecretaris is niet ten onrechte tot de conclusie gekomen dat er omstandigheden zijn die afdoen aan de algehele geloofwaardigheid van eisers verklaringen.
Dit is echter onvoldoende om te concluderen dat de bedreiging (de kern van het relaas) reeds daarom ook ongeloofwaardig is. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet deugdelijk gemotiveerd is. Dit betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
12.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
12.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 12 juli 2023;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vgl. de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.