ECLI:NL:RBDHA:2023:146
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens tijdige beslissing en bestuurlijke dwangsommen
In deze zaak heeft eiser op 14 april 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 27 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 21 juni 2022 de asielaanvraag ingewilligd, maar dit besluit werd op 22 juni 2022 ingetrokken en vervangen door een nieuwe asielvergunning die geldig is tot 27 september 2026. Eiser heeft op 11 juli 2022 opnieuw beroep ingesteld, waarbij hij de beroepen heeft gehandhaafd in verband met de geldigheidsduur van de vergunning en de vraag of er bestuurlijke dwangsommen zijn verbeurd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat de inwilliging van de aanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen. Eiser heeft geen procesbelang meer, aangezien de asielvergunning inmiddels is verstrekt. Daarnaast is de rechtbank van mening dat eiser niet kan opkomen tegen de vaststelling dat er geen bestuurlijke dwangsommen zijn verbeurd, omdat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND deze mogelijkheid uitsluit voor asielaanvragen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de uitsluiting van de bestuurlijke dwangsomregeling niet in strijd is met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel, omdat de procedure voor asielaanvragen niet ongunstiger is dan die voor soortgelijke nationale procedures. De rechtbank heeft de beroepen van eiser niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van € 418,50, omdat eiser door het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag in de gelegenheid is gesteld beroep in te stellen. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.