ECLI:NL:RBDHA:2023:14583
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag en toepassing van WBV 2022/22
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 september 2023 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere uitspraak waarin zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant, van Syrische nationaliteit, had op 14 november 2022 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag. De rechtbank had op 5 juni 2023 geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat de ingebrekestelling prematuur was ingediend. Hiertegen heeft de opposant op 17 juli 2023 verzet ingesteld.
Tijdens de behandeling van het verzet op 28 augustus 2023 waren de opposant en zijn gemachtigde niet aanwezig, terwijl de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vertegenwoordigd was. De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting, zoals mogelijk is volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat er geen redelijke twijfel bestond over de niet-ontvankelijkheid van het beroep, ondanks de argumenten van de opposant over de toepassing van WBV 2022/22 en de verschillen in rechtspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op het moment van inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie die de verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.