Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiseres,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres op 31 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eerder een verzoek heeft gedaan om vrijstelling van het griffierecht, wat voorlopig was toegewezen. Dit verzoek is nu definitief toegewezen, waardoor er geen griffierecht van eiseres wordt geheven. Eiseres had haar aanvraag op 30 juni 2022 ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen 90 dagen moeten beslissen. Deze termijn is echter met drie maanden verlengd, en de rechtbank constateert dat de termijn is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft verweerder op 9 maart 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld.
De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig beslissen door verweerder gelijkgesteld kan worden met een besluit, en legt verweerder een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen. Gezien de bijzondere omstandigheden rondom aanvragen voor gezinshereniging bij houders van een asielvergunning, wordt er een langere termijn van acht weken opgelegd. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Het beroep is gegrond verklaard, en de rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.