Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser 1] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat de uitspraak over?
Wet- en regelgeving
potentiëlebedreiging van de openbare orde kan vallen. Eiser kan dus worden nagegeven dat voor verweerders standpunt in zoverre niet uitdrukkelijk steun is te vinden in het arrest E.P. Dat er geen sprake hoeft te zijn van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging van de openbare orde (vergelijk overweging 3.1 hiervoor) leidt op zich immers nog niet tot die conclusie. Echter, dit volgt naar het oordeel van de rechtbank wel uit het door verweerder in zijn verweerschrift genoemde arrest van 4 april 2017 [10] (hierna: het arrest Fahimian). Dit arrest ziet op de toepassing van richtlijn 2004/114 [11] , maar het bepaalde in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder d, van die richtlijn is vergelijkbaar met het bepaalde in artikel 6, eerste lid aanhef en onder e, Schengengrenscode. Dat het in het arrest Fahimian de openbare veiligheid betrof en niet de openbare orde, is naar het oordeel van de rechtbank niet van belang gezien de terminologische overeenkomsten tussen beide bepalingen. Daardoor is het arrest Fahimian ook van toepassing in een geval als dit.
verschillende strafrechtelijke onderzoeken laten (online) groepjes en groepen zien, die elkaar overlappen en met elkaar verbonden zijn door complotten waarin anti-overheidsdenken een constante is. Binnen dat digitale ecosysteem worden veelvuldig bedreigingen geuit en in sommige gevallen wordt er zelfs gesproken over plannen voor aanslagen met een terroristisch oogmerk (…) In tegenstelling tot de meeste activisten, van wie de bereidheid te demonstreren tijdens de pandemie duidelijk afhing van de aard van de maatregelen, zijn sommige individuen geradicaliseerd. De radicale onderstroom wordt al een paar jaar gevoed door complottheorieën waarin vooraanstaande personen, bewindvoerders en uitvoerders van het beleid worden ontmenselijkt omdat zij online bijvoorbeeld worden beschreven als ‘reptielen’, ‘bloeddrinkende pedofielen’, ‘vijanden van de vrijheid’ en ‘verdedigers van de dictatuur’. Betrokkenen lijken zich in een wereld te wanen waarin de burger in een permanente staat van oorlog verkeert met de overheid. Zij verliezen zich in een geharde anti-overheidshouding, complottheorieën of religieuze zingeving wat een gevoel van rechtvaardiging geeft voor soms verregaande acties. Daarnaast zijn er ook personen die zich actief afkeren van de huidige maatschappij en de regels van de democratische rechtsstaat niet willen erkennen. Het aanbieden van een soevereiniteitsverklaring bij de gemeente of het niet willen betalen van boetes en belastingen zijn voorbeelden van gedragingen van mensen die zich aangetrokken voelen tot deze ontluikende beweging van soevereinen. Personen binnen de radicale onderstroom kunnen zich gehoord voelen door uitlatingen van verschillende personen in het publieke domein, onder wie enkelen die binnen het politieke discours een geradicaliseerd COVID-19-narratief met daarin veel complottheorieën bezigen. Zo ontstond medio november 2021 ophef toen in de Tweede Kamer werd verkondigd dat een Kamerlid vanwege het gevoerde coronabeleid voor een tribunaal zou moeten verschijnen. Dit leek een directe echo uit het giftige online ecosysteem dat is verergerd sinds het begin van de pandemie. Niet veel later dreigden enkele burgers in diverse plaatsen ambtenaren voor een tribunaal te vervolgen. Een dergelijke polarisatie in de politiek brengt aan de andere kant ook het risico met zich mee dat een publieke verkondigen van een radicaal COVID-19-discours op zijn beurt wordt bedreigd”.
“*Verschillende complottheorieën hebben zich in de afgelopen jaren, ook in Nederland, van de uithoeken van het internet verspreid naar mainstreamdiscussies. Afhankelijk van de aard van de complottheorieën kan het openlijk en kritiekloos bespreken hiervan bijdragen aan de sociale acceptatie van antisemitisme, xenofobie of racisme. Verschillende complottheorieën bevatten antisemitisme, bijvoorbeeld door Holocaustontkenning of het wegzetten van Joden als geheime ‘elite’ die de wereld zou regeren. Ook kunnen theorieën gepaard gaan met anti-overheidsnarratieven, waarbij de overheid wordt weggezet als het vrijheid inperkende ‘kwaad’. Internationale theorieën worden vaak nationaal overgenomen en in de eigen context geplaatst, waardoor een narratief uit het buitenland ineens betrekking kan hebben tot gebeurtenissen of figuren in het binnenland. Zo zijn er tal van voorbeelden van hoe Nederlandse ‘elitegroepen’, zoals het koningshuis of de minister-president, de maatschappij in hun macht zouden houden of hoe er ritueel kindermisbruik in plekken als Bodegraven zou hebben plaatsgevonden.
“Met de afbouw van de coronamaatregelen is de voornaamste voedingsbodem voor het coronaprotest weggevallen. Daarmee is ook de omvang van de groep gematigde, activistische demonstranten afgenomen. De radicale onderstroom blijft echter actief. (…) Zij richten zich vanuit een fundamenteel wantrouwen, woede en onrechtvaardigheidsgevoel tegen de overheid. Maar ook breder naar andere instituties; ze verzetten zich tegen de manier waarop de politiek, het rechtssysteem, de media en de wetenschap worden ingevuld. De radicale onderstroom staat niet alleen in dit wantrouwen: uit peilingen blijkt dat meer dan de helft van de Nederlanders geen vertrouwen heeft in de overheid. De manier waarop de onderstroom haar onvrede uit, onderscheidt zich echter door de soms extremistische vorm die het protest aanneemt en de feitelijk onjuiste boodschappen die zij structureel verspreidt.
de rechtbank leest paragraaf 560),waarin is opgenomen dat iemand zijn denkbeelden mag verspreiden, zolang zijn standpunten niet aanzetten tot geweld. De rechtbank wijst er echter op dat daarbij ook wordt vermeld dat aansporingen tot geweld mede kunnen behelzen: “views when they can be
interpreted as likely to encourage violenceby expressing deap-seated and irrational hatred towards identified persons”
(cursivering door de rechtbank).Dat betekent dat de interpretatie die eiser aan die paragraaf geeft, namelijk dat elk standpunt mag worden geuit zolang het niet expliciet aanzet tot geweld, niet juist is.