In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw, op 19 augustus 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op dit bezwaarschrift beslist, wat eiseres ertoe heeft aangezet om op 9 mei 2023 beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn op 27 februari 2023 is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig de staatssecretaris in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn heeft beslist.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van dezelfde rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De staatssecretaris heeft verzocht om een verlenging van de beslistermijn, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen en bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken na de dagtekening van het aanvullend verweerschrift een besluit moet nemen. Tevens is de staatssecretaris verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken sinds de wettelijke termijn. Daarnaast moet de staatssecretaris het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden en is hij veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eiseres, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.