ECLI:NL:RBDHA:2023:14343

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
09/233303-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit en verspreiding van kinderpornografie, dierenporno en wraakporno met bijzondere voorwaarden en taakstraf

Op 25 september 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het bezit en de verspreiding van kinderpornografie, dierenporno en wraakporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 30 november 2018 tot en met 26 april 2022 een gewoonte heeft gemaakt van het in bezit hebben, verwerven en verspreiden van kinderpornografische beelden. Daarnaast heeft hij op 26 april 2022 dierenpornografische afbeeldingen in bezit gehad en in de periode van 30 september 2021 tot en met 19 januari 2022 afbeeldingen van seksuele aard van zijn ex-vriendin openbaar gemaakt, wat wordt gekarakteriseerd als wraakporno. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor de periode vóór 1 januari 2020, omdat de ten laste gelegde feiten toen nog niet strafbaar waren.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 296 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De verdachte moet zich houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering, deelname aan een behandeltraject en een verbod op het gebruik van drugs. Daarnaast is er een taakstraf van 300 uur opgelegd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de impact op de slachtoffers en de maatschappelijke gevolgen van dergelijk gedrag zijn meegewogen. De verdachte heeft blijk gegeven van spijt en is bezig met een behandeltraject om zijn problematiek aan te pakken. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.097,34 toegewezen aan het slachtoffer van de wraakporno, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/233303-22
Datum uitspraak: 25 september 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 11 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Mos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. D.D.S. Doelam naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De volledige tenlastelegging is als bijlage I aan het vonnis gehecht. De verdachte wordt - kort gezegd – ervan verdacht dat hij:
- in de periode van 30 november 2018 tot en met 26 april 2022 te ’s-Gravenhage een gewoonte heeft gemaakt van het in bezit hebben en/of verwerven en/of verspreiden van kinderpornografische foto’s en video’s en/of zich daartoe de toegang heeft verschaft (feit 1);
- omstreeks 26 april 2022 te ’s-Gravenhage dierenpornografische afbeeldingen in bezit heeft gehad (feit 2);
- in de periode van 1 januari 2018 tot en met 12 september 2022 te ’s-Gravenhage een of meerdere afbeeldingen van seksuele aard van [slachtoffer] heeft vervaardigd en openbaar heeft gemaakt (feit 3).

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is geen feit strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Het onder 3 ten laste gelegde is toegesneden op artikel 139h Sr. Dit artikel is in werking getreden op 1 januari 2020. Dat betekent dat wat aan de verdachte onder 3 ten laste is gelegd vóór 1 januari 2020 nog niet strafbaar was. Zodoende bestaat geen wettelijke grondslag om de verdachte te vervolgen voor zover dit feit vóór 1 januari 2020 zou zijn gepleegd. De rechtbank verklaart de officier van justitie daarom – overeenkomstig haar vordering ter terechtzitting – niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte ter zake van feit 3 wat betreft de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019. Voor het overige is niet van vervolgingsbeletselen gebleken.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat voor feit 1 alleen de periode vanaf april 2021 tot en met 26 april 2022 bewezen kan worden verklaard.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
4.4.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
Wat betreft de pleegperiode van feit 3 knoopt de rechtbank aan bij de op pagina’s 124 en 125 van het dossier beschreven chatgesprekken, waarin de verdachte afbeeldingen van seksuele aard van [slachtoffer] heeft verstuurd aan anderen. Het eerste beschreven gesprek dateert vanaf “september 2021”. In het voordeel van de verdachte zal de rechtbank uitgaan van 30 september 2021. Het laatste gesprek dateert van 19 januari 2022.
4.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2021 tot en met 26 april 2022 te 's-Gravenhage
,in Nederland, meermalen,
- afbeeldingen, te weten 1596 foto’s en video’s en
- een gegevensdrager, te weten, een mobiele telefoon van het merk Oppo, bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven, in bezit heeft gehad
enheeft verspreid
welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis en/of vinger/hand en/of mond/tong en/of een voorwerp oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de penis en/of mond/tong en/of een voorwerp oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de penis en/of vinger/hand en/of mond/tong en/of een voorwerp betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de vinger/hand en/of mond/tong en/of een voorwerp betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het door een dier vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het door een dier likken, betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of
opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) in een
(erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft/hebben en/of strekt/strekken tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij op dat lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is), (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft/hebben en/of strekt/strekken tot seksuele prikkeling
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
2
hij op 26 april 2022 te 's-Gravenhage, een gegevensdrager, te weten een mobiele telefoon (Oppo), bevattende 9 afbeeldingen, te weten foto's en video's, in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding
enontuchtige handelingen zichtbaar zijn waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, welke ontuchtige handelingen bestonden uit:
- het door een persoon betasten van de geslachtsdelen van een dier en
- het door een dier likken van het geslachtsdeel van een persoon en
- het door een dier vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon;
3
hij in de periode van 30 september 2021 tot en met 19 januari 2022 te Den Haag, in elk geval in Nederland, van een persoon, te weten [slachtoffer] , afbeeldingen van seksuele aard openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die openbaarmaking nadelig voor die [slachtoffer] kon zijn, door:
- foto’s waarop die [slachtoffer] (gedeeltelijk) naakt te zien is en
- een of meer foto's waarop te zien is dat die [slachtoffer] een penis in/bij haar mond/gezicht heeft en/of vaginaal gepenetreerd wordt met een penis,
op Whats
App en Telegram te plaatsen en via WhatsApp en Telegram naar andere personen te sturen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vier jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd dient te worden, omdat een gevangenisstraf de positieve lijn die de verdachte met de reclassering heeft ingezet zal doorkruisen. De raadsman heeft verzocht een taakstraf van 240 uren op te leggen alsmede een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met een lange proeftijd met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende ruim één jaar met regelmaat kinderporno gedownload en weer geüpload. Het ging veelal om foto’s en video’s waarop jonge kinderen te zien die worden gedwongen vergaande seksuele handelingen te verrichten of te ondergaan. Bij het vervaardigen van kinderporno wordt op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de betrokken minderjarigen. Hierdoor lopen deze kinderen vaak psychische schade op die gedurende lange tijd diepe sporen nalaat. Ook kunnen zij nog geruime tijd geconfronteerd worden met de gemaakte beelden. In de praktijk is gebleken dat een afbeelding of film die eenmaal op het internet is aangetroffen, vrijwel onmogelijk blijvend van het internet te verwijderen is en nog jarenlang kan opduiken. Hoewel de verdachte niet zelf kinderporno heeft vervaardigd, heeft hij door het downloaden en weer uploaden daarvan een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het vorenomschreven misbruik.
Ook heeft de verdachte dierenporno in bezit gehad. Voor het vervaardigen daarvan zijn dieren misbruikt en geëxploiteerd. Ook hiervoor geldt dat door de vraag naar dergelijke afbeeldingen de productie ervan en het misbruik waarmee deze gepaard gaat in stand wordt gehouden.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het verspreiden van naaktfoto’s van zijn ex-vriendin, zogeheten “wraakporno”. De verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De rechtbank acht het kwalijk dat de verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen gevoelens zonder acht te slaan op de gevolgen van die zijn handelen zouden kunnen hebben voor zijn ex-vriendin.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte d.d. 6 september 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychiatrisch onderzoek van dhr. [psychiater] onder supervisie van dr. [psychiater] opgemaakt op 20 februari 2023 en van het psychologisch onderzoek door dr. [psycholoog] opgemaakt op 27 februari 2023.
Uit zowel het psychiatrisch rapport als het psychologisch rapport blijkt dat bij de verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van cocaïne en een stoornis in het gebruik van alcohol, naast meerdere parafiele stoornissen (exhibitionisme, seksueel-masochisme en pedofilie van het niet-exclusieve type). Ook is gerapporteerd dat verdachte qua sociaal-emotionele ontwikkeling gestagneerd lijkt te zijn geraakt in de jongvolwassenheid, met beperkt vermogen tot emotieregulatie, impulsiviteit en beperkte probleemoplossende vaardigheden. Volgens de psycholoog was de verdachte vanwege zijn inadequate copingvaardigheden niet in staat om op adequate wijze om te gaan met tegenslag, waardoor hij forse hoeveelheden cocaïne is gaan gebruiken. Zijn verslavingsproblematiek leidde tot ongeremd en impulsief seksueel gedrag. De psychiater heeft gerapporteerd dat de verdachte weet welke gedragingen mogen, maar vanwege gebrekkig inzicht in zijn gevoelsleven en zijn neiging sterke emoties te verdoven met middelen hij steeds minder goed in staat is geweest om naar deze kennis te handelen. Door drugsgebruik is er verlies van remmingen.
De rapporteurs adviseren om de bewezen verklaarde feiten in een (licht) verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen vanwege de invloed van zowel de stoornis in cocaïnegebruik, het onvermogen van de verdachte om op meer adequate wijze zijn emoties te hanteren en de parafiliestoornissen.
De rechtbank neemt het advies van de rapporteurs ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid niet over. Zij overweegt daartoe als volgt. De verdachte heeft verklaard dat hij de bewezen verklaarde feiten steeds onder invloed van cocaïne heeft gepleegd. Uit de rapportages komt naar voren dat door dat gebruik remmingen en normbesef bij de verdachte werden verminderd. De verdachte heeft ook verklaard dat hij een keer alle beelden en chats heeft verwijderd van zijn telefoon toen hij er nuchter naar keek en ervan walgde. Alhoewel de verdachte zich ervan bewust was dat hij onder invloed van cocaïne over grenzen heen ging, heeft hij telkenmale ervoor gekozen cocaïne te kopen en te gebruiken. Dat er bij de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde sprake was van een dusdanige drugsverslaving dat hij geen of zeer weinig handelingsvrijheid meer had met betrekking tot zijn drugsgebruik, is de rechtbank niet gebleken. In de rapportages is te lezen dat de verdachte rond zijn dertigste (in 2014) dagelijks cocaïne gebruikte en daarover naar eigen zeggen weinig controle had, maar zijn gebruik ook weer afgebouwd heeft toen hij lichamelijke klachten ging ervaren. De rechtbank leidt uit voornoemde omstandigheden af dat er sprake was van vrijwillige intoxicatie en dat het concrete gevolg van cocaïnegebruik door de verdachte kon worden voorzien (verlies aan seksuele remmingen), waardoor sprake is van
culpa in causa. Uit de adviezen is de rechtbank verder niet gebleken dat de verdachte door zijn stoornissen geen of minder gedragsalternatieven had. De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten in het geheel aan de verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van Reclassering Nederland opgemaakt op 14 april 2023. De reclassering schat op basis van de hiervoor genoemde onderzoeken en de uitkomsten van de OXREC de kans op recidive op termijn in als matig-hoog wanneer geen passende interventies zouden worden ingezet. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende – kort en zakelijk weergegeven – bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling;
  • drugsverbod;
  • meewerken aan middelencontrole;
  • vermijden contact met minderjarigen;
  • vermijden kinderporno en meewerken aan controle van digitale gegevensdragers;
  • behandeling met betrekking tot de verslavingsproblematiek.
De verdachte zegt open te staan voor hulpverlening en mee te zullen werken aan een verplicht reclasseringstraject en de geïndiceerde gedragsinterventies. De reclassering heeft verder geadviseerd om aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdachte veroordeelt zijn eigen gedragingen heeft aangegeven veel spijt te hebben. De verdachte volgt sinds de schorsing van het voorarrest een behandeltraject bij De Waag dat gericht is op de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast volgt de verdachte een behandeling bij een behandelinstelling op het gebied van afkicken en behandeling van verslaving. De reclassering rapporteert in het voortgangsverslag van 5 september 2023 dat de verdachte zich sinds september 2022 meewerkend opstelt en dat hij zich tot op heden goed houdt aan alle afspraken en opgelegde voorwaarden. Volgens de reclassering zal een gevangenisstraf de positieve lijn die de verdachte in de afgelopen maanden heeft ingezet doorkruisen en mogelijk de bereikte resultaten teniet doen.
Strafmaat en strafmodaliteit
Gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De wetgever heeft in artikel 22b Sr ook tot uitdrukking gebracht dat niet kan worden volstaan met oplegging van (alleen) een taakstraf in geval van bezit en/of verspreiding van kinderporno. Tegelijk ziet de rechtbank in de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals die in de hiervoor weergegeven rapportages en adviezen naar voren komen, aanleiding om het grootste deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Nadat de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis van de verdachte in september 2022 had geschorst, heeft de verdachte geprobeerd zijn leven een wending ten goede te geven en te werken aan zijn problematiek. De verdachte heeft zich onder behandeling gesteld en heeft momenteel meerdere beschermende factoren, namelijk een vaste baan en een woning. Ter voorkoming van recidive en ter bescherming van de samenleving acht de rechtbank het van belang dat de verdachte zijn behandeling continueert en dat de positieve ontwikkelingen niet worden doorkruist. De rechtbank zal daarom het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf in duur beperken tot dat de tijd door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, met aftrek, zodat hij nu niet wederom gedetineerd raakt. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Ook verbindt zij daaraan een contactverbod met het slachtoffer van feit 3 op, nu het slachtoffer daarom heeft verzocht en gelet op de ingrijpende gevolgen die dit feit voor haar heeft gehad.
Gelet op de aard van de problematiek van de verdachte, acht de rechtbank een proeftijd van drie jaren passend. Voor een langere proeftijd ziet de rechtbank geen ruimte. De verdachte heeft geen misdrijf begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, terwijl niet kan worden gezegd dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom het misdrijf bedoeld in artikel 254a Sr zal begaan. Om dezelfde reden zal de rechtbank ook niet de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht bevelen.
Om recht te doen aan de ernst van de feiten en aan de strafdoelen van vergelding en normstelling, zal de rechtbank daarnaast een taakstraf voor de tijd van 300 uren opleggen. Ingevolge artikel 6:3:1 van het Wetboek van Strafvordering moet deze straf binnen achttien maanden worden voltooid. Hoewel de verdachte een baan heeft, acht de rechtbank dat voor hem niet onmogelijk. Wel zal het wellicht van hem vergen dat hij verlofdagen of weekenden besteedt aan het verrichten van de taakstraf. Bij niet verrichten van de taakstraf wordt deze vervangen door 150 dagen hechtenis.
Omdat in deze zaak sprake is van meerdere strafbare feiten en zogeheten meerdaadse samenloop, kan de rechtbank een taakstraf opleggen die langer duurt dan de in artikel 22c Sr genoemde 240 uren. Zij verwijst daartoe naar het arrest van de Hoge Raad van 13 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1191.

8.De vordering van de benadeelde partij

8.1.
De vordering
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.097,34 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 768,37 aan materiële schade en € 1.329,- aan immateriële schade.
8.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
8.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering niet betwist. Wel heeft hij de rechtbank verzocht om een betalingsregeling in termijnen.
8.4.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is door of namens de verdachte niet betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 3 bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 september 2021.
De verdachte zal voor het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover het slachtoffer aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.097,34, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 september 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] .
De rechtbank maakt geen gebruik van haar bevoegdheid bedoeld in artikel 36f, vierde lid, Sr om betaling in termijnen toe te staan, nu zij daartoe geen aanleiding ziet. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft zij beperkt zicht verkregen op de financiële positie van de verdachte. Het verzoek tot termijnbetaling is niet nader toegelicht, noch is voorgesteld wat de hoogte van de termijnbedragen zou moeten zijn. Uit het reclasseringsadvies komt bovendien niet naar voren dat de verdachte een geringe financiële draagkracht heeft. De rechtbank is van oordeel dat het Centraal Justitieel Incasso Bureau beter in staat is om een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling te beoordelen. De verdachte kan zich daartoe wenden op grond van artikel 6:4:1 van het Wetboek van Strafvordering.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 139h, 240b en 254a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor het onder 3 ten laste gelegde, voor zover dat feit zou zijn gepleegd in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:een afbeelding van een seksuele gedraging en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt;
ten aanzien van feit 2:een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken of schijnbaar zijn betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 300 (DRIEHONDERD) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
296 (TWEEHONDERDZESENNEGENTIG) DAGEN nietzal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1.- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ;
2.- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
3.- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling, die reeds gestart is, duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen als de zorgverlener dat nodig acht;
4.- zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
5.- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
6.- een behandeltraject volgt gericht op het terugdringen van de verslaving aan alcohol en/of drugs en hij dit traject positief afrond, inclusief een nazorgtraject ter voorkoming van terugval;
7.- op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen. De veroordeelde vermijdt deze contacten zoveel mogelijk;
8.- vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal. De veroordeelde vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. De veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
  • het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
  • het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
  • het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
De veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Het toezicht op de onder 8 vermelde voorwaarde kan bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers. De veroordeelde werkt daaraan mee tijdens een huisbezoek. Deze controles mogen gedurende de proeftijd van 3 jaren maximaal 9 keer worden uitgevoerd en mogen – voor zover het gedrag bedoeld onder het tweede en derde gedachtestreepje van de onder 8 gestelde voorwaarde betreft – slechts op zodanige wijze worden uitgevoerd dat niet door een persoon kennis wordt genomen van de inhoud van digitale bestanden – (geautomatiseerde controle is derhalve wel toegestaan). Ten behoeve van deze controle mag een deskundige (niet zijnde een opsporingsambtenaar) de reclassering (technische) ondersteuning bieden. Voorwaarden bij het toezicht zijn verder dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van 300 (DRIEHONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
150 (HONDERDIJFTIG) DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt de verdachte te betalen een bedrag van € 2.097,34, bestaande uit € 768,37 aan materiële schade en € 1.329,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 september 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.097,34 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 september 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur
van 30 (dertig) dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat, als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M.A. de Koning, voorzitter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
mr. A.A. de Groot, rechter,
in tegenwoordigheid van R.O. Hollander en mr. C.E. Wiersma, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 september 2023.