ECLI:NL:RBDHA:2023:14301
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- A.M.H. van der Poort - Schoenmakers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak zonder spoedeisend belang
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker afgewezen. De verzoeker had een aanvraag voor een verblijfsvergunning onder de beperking 'arbeid als zelfstandige' ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 februari 2023 was afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelt dat er een spoedeisend belang is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 augustus 2023 behandeld, waarbij zowel verzoeker als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het enkele feit dat verzoeker door de afwijzing van zijn aanvraag niet als zelfstandige kan werken, niet voldoende is om te spreken van een spoedeisend belang. Ook de gemaakte reiskosten voor de heen- en terugreis zijn niet voldoende om dit belang te onderbouwen. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker bij zijn aanvraag geen KvK-uittreksel heeft overgelegd, wat een vereiste is volgens de geldende beleidsregels. Dit gebrek aan onderbouwing van de aanvraag, samen met het feit dat verzoeker sinds april 2023 geen contact meer heeft gehad met zijn gemachtigde, leidt tot de conclusie dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft.
De voorzieningenrechter besluit daarom om het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. Tevens wordt bepaald dat verweerder geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.