ECLI:NL:RBDHA:2023:14294
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning en afwijzing aanvraag op basis van huiselijk geweld
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Surinaamse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'verblijf als familie- of gezinslid', maar haar aanvraag om deze vergunning te wijzigen naar 'niet-tijdelijke humanitaire gronden' werd afgewezen. De staatssecretaris trok de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht in, omdat de relatie met haar ex-partner, op basis van een verklaring van deze ex-partner, als verbroken werd beschouwd per 20 juli 2021. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de intrekking onterecht was, omdat zij had aangetoond dat er sprake was van huiselijk geweld.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in beginsel mocht uitgaan van de verklaring van de ex-partner en dat het aan eiseres was om aan te tonen dat de relatie op een later moment was verbroken. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd van huiselijk geweld en dat de intrekking van de verblijfsvergunning op goede gronden was gedaan. Eiseres had ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen connexiteit meer was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.