In deze zaak heeft eiseres op 16 november 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als gezinslid bij haar referent in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 27 juni 2023 een ingebrekestelling ontvangen van eiseres wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 18 juli 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De staatssecretaris heeft op 1 augustus 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen na ontvangst van de aanvraag heeft beslist, en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, aangezien de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn in vergelijkbare gevallen sprake is van een bijzonder geval.
De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken. Daarnaast worden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 418,50, en moet de staatssecretaris het griffierecht van € 184,- aan eiseres vergoeden.