ECLI:NL:RBDHA:2023:14215

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
C/09/651561 / JE RK 23-1573 en C/09/652372 / JE RK 23-1682
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing en verlenging ondertoezichtstelling in jeugdzorgzaken

Op 15 september 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in twee jeugdzorgzaken, waarbij de verzoeken van de moeder en de gecertificeerde instelling centraal stonden. De moeder verzocht om vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die op 6 juni 2023 was gegeven door de gecertificeerde instelling, die haar verplichtte om ervoor te zorgen dat haar partner en haar kinderen elkaar alleen onder begeleiding zagen. De moeder stelde dat er geen contra-indicaties waren voor onbegeleid contact, zoals blijkt uit een evaluatieverslag van het Wilmahuis. De gecertificeerde instelling voerde verweer en stelde dat de spanning bij de kinderen, met name bij [naam02], een risico voor hun ontwikkeling vormde. De kinderrechter oordeelde dat de schriftelijke aanwijzing ondeugdelijk was gemotiveerd, vooral omdat deze niet voldoende rekening hield met de belangen van [naam01] en de positieve evaluatie van het Wilmahuis. De kinderrechter verklaarde de schriftelijke aanwijzing daarom vervallen.

Daarnaast verzocht de gecertificeerde instelling om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat de zorgverdeling tussen de ouders nog niet was bestendigd en er zorgen waren over de spanning bij [naam02]. De moeder was het niet eens met deze verlenging en stelde dat de communicatie met de vader goed verliep. De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was om de hulpverlening te waarborgen en de ouders te ondersteunen bij het opstellen van een zorgregeling. De ondertoezichtstelling werd verlengd tot 14 april 2024, met de verwachting dat de situatie voor [naam01] binnen die termijn kan worden genormaliseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/651561 / JE RK 23-1573 en C/09/652372 / JE RK 23-1682
Datum uitspraak: 15 september 2023

Beschikking van de kinderrechter

Vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing
Verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak naar aanleiding van het op 22 juni 2023 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. T. Kocabas, gevestigd te Zoetermeer,
en in de zaak naar aanleiding van het op 16 augustus 2023 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, locatie Zoetermeer,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
- [naam01] , geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [naam01] ;
- [naam02] , geboren op [geboortedatum02] 2013 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [naam02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende in beide zaken aan:

[naam03] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats02] .
De kinderrechter merkt de gecertificeerde instelling aan als belanghebbende in de zaak van de moeder en merkt de moeder als belanghebbende aan in de zaak van de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 20 juni 2023;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de gecertificeerde instelling van 15 augustus 2023;
  • het verweerschrift van de gecertificeerde instelling van 1 september 2023, ingekomen op 5 september 2023.
Op 8 september 2023 heeft de kinderrechter de verzoeken gecombineerd behandeld ter zitting met gesloten deuren. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam04] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader.
De kinderrechter heeft [naam01] naar haar mening gevraagd. [naam01] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter voorafgaand aan de zitting. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [naam01] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

Feiten

  • Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [naam01] en [naam02] verblijven feitelijk bij de vader.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 april 2023 de ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] verlengd tot 14 oktober 2023.
  • De gecertificeerde instelling heeft de moeder een schriftelijke aanwijzing gegeven op 6 juni 2023, ertoe strekkende dat de moeder ervoor dient te zorgen dat haar partner (hierna te noemen: [naam05] ) en haar kinderen elkaar alleen zien in het kader van begeleide omgang totdat de spanning bij [naam02] sterk verminderd is en duidelijk is dat [naam02] op een gezonde manier contact kan hebben met [naam05] zonder triggers die voortkomen uit trauma.

Verzoeken en verweren

Verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing
De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van 6 juni 2023 vervallen te verklaren. Door en namens de moeder is daartoe het volgende naar voren gebracht. Vanaf februari 2023 is het traject bij het Wilmahuis gestart en vanaf 6 april 2023 heeft de moeder bij haar thuis onder begeleiding contact met de kinderen. Uit het evaluatieverslag van het Wilmahuis blijkt dat er geen contra-indicaties zijn voor onbegeleid contact, ook niet tussen de kinderen en [naam05] . Het Wilmahuis geeft ook concrete voorbeelden van veiligheidsafspraken om ervoor te zorgen dat dit onbegeleid contact goed zal verlopen. De moeder stelt dat [naam02] al zijn hele leven spanning ervaart. Zij is daarom blij dat binnenkort met traumatherapie (EMDR) wordt gestart. Deze spanning van [naam02] komt volgens de moeder niet door (het contact met) [naam05] . Zij vindt dat het inzetten van hulpverlening om uit te zoeken waar de spanning dan wel vandaan komt, parallel kan lopen aan het traject om het contact onbegeleid te laten plaatsvinden. De moeder vindt dat de gecertificeerde instelling de bevoegdheid om een schriftelijke aanwijzing te geven op een onjuiste manier heeft aangewend. Het is een onzorgvuldige beslissing, omdat de gecertificeerde instelling de positieve conclusie van het Wilmahuis passeert. De schriftelijke aanwijzing lijkt uit wanhoop te zijn gegeven en mede te zijn ingegeven door het verzet vanuit de vader. Daarnaast is het belang van ongestoord contact tussen de moeder en de kinderen, als onderdeel van haar gezin met [naam05] en hun kind, niet meegewogen in het besluit. Verder is het volgens de moeder merkwaardig dat de schriftelijke aanwijzing uitsluitend gebaseerd is op het gedrag van [naam02] , maar dat deze niettemin ook voor [naam01] geldt. Gelet op het bovenstaande voldoet de schriftelijke aanwijzing niet aan de beginselen van behoorlijk bestuur en moet deze aanwijzing vervallen worden verklaard.
De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd tegen het verzochte en heeft in dat verband naar voren gebracht dat [naam02] zelf heeft aangegeven spanning te voelen als hij [naam05] ziet. De jeugdbeschermer ziet deze spanning zelf ook bij [naam02] als het gesprek over [naam05] gaat. Daarnaast wordt deze spanning volgens de gecertificeerde instelling ook waargenomen door school. Zij zien een toename in het verstorende gedrag van [naam02] sinds het traject bij het Wilmahuis is gestart, met name op de donderdagen als het contact plaatsvindt. [naam02] moet worden beschermd tegen deze spanningen en voorkomen moet worden dat de spanning een ontwikkelingsbedreiging vormt. De positieve conclusie van het Wilmahuis is volgens de gecertificeerde instelling een direct gevolg van de aanwezigheid van de begeleiding bij het contact, wat de kinderen een mate van veiligheid, zekerheid en voorspelbaarheid biedt. Daarnaast is het standpunt van de vader belangrijk, nu hij de primaire opvoeder is en de psychologische goedkeuring van de vader van belang is voor de kinderen. De gecertificeerde instelling vindt daarom dat de schriftelijke aanwijzing in stand moet blijven.
De vader heeft aangegeven dat hij niet wil dat [naam01] en [naam02] onbegeleid contact hebben met [naam05] .
Verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van één jaar. Het voornaamste doel van de ondertoezichtstelling, dat zag op het bewerkstelligen van een toekomstbestendige zorgverdeling tussen de ouders die duidelijk is voor de kinderen, is nog niet behaald. Dat heeft er onder andere mee te maken dat het contact tussen [naam05] en de kinderen nog niet is hersteld. Het contact leidt tot spanning bij [naam02] waarvoor inzet van hulpverlening nodig is. Als er duidelijkheid is over de oorzaak van de spanning - en het duidelijk is dat de spanningen niet komen door [naam05] - dan kan volgens de gecertificeerde instelling de situatie bij de moeder weer worden genormaliseerd. Zolang daarover geen duidelijkheid bestaat, is volgens de gecertificeerde instelling het risico aanzienlijk dat hierover een conflict ontstaat tussen de ouders. Duidelijkheid over de oorzaak van de spanning bij [naam02] zal zorgen voor meer rust. Dan kan een basis ontstaan voor een goede samenwerking tussen de ouders. Daarna wil de gecertificeerde instelling met de ouders nog afspraken maken voor de lange termijn en een ouderschapsplan opstellen.
De moeder is het niet eens met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij vindt dat de communicatie tussen haar en de vader goed verloopt. Zij zijn in staat om afspraken te maken en kunnen terugvallen op het ouderschapsplan dat er al ligt. De hulp die [naam02] nodig heeft kan ook zonder tussenkomst van de gecertificeerde instelling vormgegeven worden. Ten aanzien van [naam01] geldt dat op dit moment geen sprake is van een ontwikkelingsbedreiging en dat binnen de ondertoezichtstelling geen concreet doel voor haar is gesteld. Een ondertoezichtstelling is een ingrijpende maatregel en het is dan ook onvoldoende dat [naam01] enkel onder toezicht staat omdat de gecertificeerde instelling geen onderscheid wil maken tussen de kinderen. De moeder verzoekt primair om het verzoek af te wijzen, subsidiair om de verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam01] af te wijzen.
De vader heeft geen verweer gevoerd tegen verlenging van de ondertoezichtstelling. Hij begrijpt wat de moeder naar voren brengt, maar vindt het goed als de ondertoezichtstelling nog wordt verlengd, bij wijze van stok achter de deur.

Beoordeling

Verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing
Op grond van artikel 1:263, eerst lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de gecertificeerde instelling ter uitvoering van haar taak een schriftelijke aanwijzing geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige, als de met gezag belaste ouder of de minderjarige niet instemmen met, dan wel onvoldoende meewerken aan, de uitvoering van het hulpverleningsplan of indien de aanwijzing noodzakelijk is om de bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen te doen wegnemen. Op grond van artikel 1:264, eerste lid, BW kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
Ambtshalve toetsing van de ontvankelijkheid van het verzoek leidt tot de conclusie dat aan de ontvankelijkheidsvereisten is voldaan. De kinderrechter is ook van oordeel dat de gecertificeerde instelling op basis van voornoemd artikel 1:263 BW bevoegd was om de schriftelijke aanwijzing te geven. Tot slot dient de kinderrechter te beoordelen of de gecertificeerde instelling die bevoegdheid op juiste gronden heeft aangewend aan de hand van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, de aangevoerde gronden en de huidige omstandigheden.
De kinderrechter is van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing niet voldoet aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en vervallen dient te worden verklaard.
Daartoe overweegt de kinderrechter in de eerste plaats dat de aanwijzing ondeugdelijk is gemotiveerd ten aanzien van [naam01] . De aanwijzing heeft betrekking op zowel [naam01] als [naam02] , maar in de motivering ervan wordt uitsluitend ingegaan op het gedrag van en de spanning bij [naam02] . De gecertificeerde instelling heeft naar het oordeel van de kinderrechter onvoldoende onderbouwd waarom het (ook) voor [naam01] niet mogelijk is om onbegeleid contact te hebben met [naam05] . Ter zitting is dit gebrek niet hersteld. Het argument dat het verwarrend voor de kinderen kan zijn als voor [naam01] iets anders zou gelden dan voor [naam02] is in dit verband niet overtuigend.
Ten tweede is de kinderrechter van oordeel dat de aanwijzing ondeugdelijk is gemotiveerd omdat het evaluatieverslag van het Wilmahuis, waaruit geen contra-indicaties voor onbegeleid contact blijken, onvoldoende is meegewogen bij de besluitvorming. Naar het oordeel van de kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling onvoldoende weerlegd waarom het contact niet zonder begeleiding kan plaatsvinden, ook niet als daarbij de door het Wilmahuis voorgestelde veiligheidsafspraken in acht worden genomen. Daarbij heeft de gecertificeerde instelling in haar motivering ook het belang van de moeder om normaal contact met de kinderen te hebben als onderdeel van haar gezin met [naam05] onvoldoende meegewogen.
De kinderrechter concludeert daarom dat de schriftelijke aanwijzing ondeugdelijk is gemotiveerd en de belangen onvoldoende kenbaar zijn afgewogen. De kinderrechter zal de schriftelijke aanwijzing van 6 juni 2023 daarom geheel vervallen verklaren.
Verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW), voor een ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] .
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De zorgverdeling tussen de ouders is, gelet op de onderlinge spanning die onder meer voortkomt uit het contact van de kinderen met [naam05] , in deze fase van het hulpverleningstraject nog niet bestendigd. De kinderen worden daardoor op dit moment nog in hun ontwikkeling bedreigd. Daarnaast zijn er nog steeds zorgen over de spanning die wordt waargenomen bij [naam02] . Het is nog niet duidelijk of deze spanning voortkomt uit het contact met [naam05] , maar het staat wel vast dat [naam02] last van deze spanning heeft en hulp nodig heeft om deze te verminderen. Omdat de vader en de moeder een andere visie hebben op de oorzaak van deze spanning, vindt de kinderrechter het van belang dat een onafhankelijke derde zorgdraagt voor de inzet van hulp voor [naam02] en het normaliseren van het contact bij de moeder thuis. Voorkomen moet worden dat de vader en de moeder in conflict komen, waardoor [naam02] niet de hulp krijgt die hij nodig heeft. Daarnaast is er op dit moment nog geen plan gemaakt voor een zorgverdeling tussen de ouders op de lange termijn. Gelet op de huidige situatie en de spanning rondom het contact, is het niet aannemelijk dat de ouders op dit moment in staat zijn hierover samen afspraken te maken. Ondanks dat het - anders dan met [naam02] - op dit moment goed lijkt te gaan met [naam01] , ondervindt ook zij de negatieve gevolgen van de spanningen tussen de ouders.
Gelet op het voorgaande vindt de kinderrechter verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk zodat de jeugdbeschermer betrokken blijft om regie te houden op de hulpverlening en de ouders bij te staan in het opstellen van een zorgregeling voor de lange termijn. Ten aanzien van [naam01] moeten deze doelen binnen afzienbare termijn kunnen worden bereikt. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van zes maanden en voor het overige aanhouden. Daarbij gaat zij ervan uit dat in de komende zes maanden in elk geval voor [naam01] tot een afronding van de ondertoezichtstelling kan worden gekomen.

Beslissing

De kinderrechter:
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 6 juni 2023 vervallen;
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam01] en [naam02] tot 14 april 2024;
houdt de behandeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling (met zaaknummer C/09/652372 / JE RK 23-1682) voor het overige aan
tot een nader te bepalen zitting, gelegen vóór 14 april 2024 en bij voorkeur bij mr. E.E. Schotte, tegen welke zitting de vader, de moeder met haar advocaat, [naam01] en de gecertificeerde instelling dienen te worden opgeroepen;
verzoekt de gecertificeerde instelling om twee weken vóór die zitting verslag uit te brengen van de laatste stand van zaken en het standpunt ten aanzien van het aangehouden deel van het verzoek;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 15 september 2023 door mr. E.E. Schotte, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 september 2023.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen de beslissing over de schriftelijke aanwijzing geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.