ECLI:NL:RBDHA:2023:14212

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
C/09/652263 / FA RK 23-5868 en C/09/650600 / JE RK 23-1443
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in een jeugdzorgzaak met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 september 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [naam01] en de benoeming van de pleegmoeder tot voogdes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [naam01] te dragen, wat leidt tot een ernstige bedreiging van zijn ontwikkeling. De moeder heeft de afgelopen jaren geen hulpverlening geaccepteerd en verblijft in [woonplaats01], waar zij geen stabiel bestaan leidt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van [naam01] is dat belangrijke beslissingen over hem onafhankelijk van de moeder kunnen worden genomen, om zo een loyaliteitsconflict te voorkomen. De pleegmoeder, die al de dagelijkse zorg voor [naam01] draagt, is benoemd tot voogdes. Het verzoek van de gecertificeerde instelling tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen, aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder deze maatregelen overbodig maakt.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/652263 / FA RK 23-5868
C/09/650600 / JE RK 23-1443
Datum uitspraak: 12 september 2023

Beschikking van de enkelvoudige kamer

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij
Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
in de zaak naar aanleiding van het op 17 juli 2023 ingekomen verzoek van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, locatie Den Haag, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

en in de zaak naar aanleiding van het op 25 juli 2023 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:

[naam01] , geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [naam01] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden in de zaken aan:

[naam02]

hierna te noemen: de moeder,
BRP-geregistreerd te [plaats01] , maar feitelijk wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. P.R.L.V.M. Kruik te Den Haag;

[naam03] en [naam04] ,

hierna te noemen: de pleegouders, dan wel de pleegmoeder of de pleegvader,
wonende te [woonplaats02] .
De rechtbank merkt de gecertificeerde instelling ook aan als belanghebbenden in de zaak van de Raad.

Het procesverloop

Bij beschikking van 10 augustus 2023, verbeterd bij beschikking van 18 augustus 2023, van de kinderrechter in deze rechtbank is de ondertoezichtstelling van [naam01] en de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg verlengd van 13 augustus 2023 tot 13 september 2023. Het verzoek van de gecertificeerde instelling, met zaaknummer C/09/650600 / JE RK 23-1443, is voor het overige aangehouden tot een zitting waarbij het verzoek gecombineerd kan worden behandeld met het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag, met zaaknummer C/09/652263 / FA RK 23-5868.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de gecertificeerde instelling van 17 juli 2023;
  • het advies van de Raad, zoals bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, van 18 juli 2023;
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 25 juli 2023;
  • de bereidverklaring tot aanvaarding van de voogdij van de pleegmoeder van
  • het verweerschrift van de moeder, ontvangen op 7 september 2023.
Op 8 september 2023 heeft de rechtbank de verzoeken ter zitting met gesloten deuren gecombineerd behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [naam05] , namens de Raad;
  • [naam06] en [naam07] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de pleegouders;
  • de advocaat van de moeder;
  • de moeder via een telefonische verbinding.

De feiten

  • [naam01] is erkend door [naam08] , hierna te noemen:
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [naam01] belast.
  • Sinds mei 2020 verblijft [naam01] bij de pleegouders, een perspectief-biedend pleeggezin.

De verzoeken

De Raad verzoekt het ouderlijk gezag van de moeder over [naam01] te beëindigen en de pleegmoeder te benoemen tot voogdes over [naam01] . De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Het toekomstperspectief van [naam01] ligt in het netwerkpleeggezin. [naam01] ontwikkelt zich daar goed en het pleeggezin sluit aan bij zijn opvoedbehoeften. De moeder is niet in staat en onmachtig gebleken om de verzorging en opvoeding van [naam01] op zich te nemen. De aanvaardbare termijn van [naam01] om onzekerheid over zijn opgroeiperspectief te kunnen verdragen is nu verstreken. Om die onzekerheid weg te nemen is beëindiging van het gezag van de moeder noodzakelijk. De moeder accepteert namelijk niet dat [naam01] bij de pleegouders woont. Zij wil graag dat [naam01] bij haar komt wonen in [woonplaats01] . Daarmee brengt zij [naam01] in een loyaliteitsconflict. [naam01] heeft zelf aangegeven niet in [woonplaats01] te willen wonen, alleen misschien een keertje op vakantie. Sinds de moeder in [woonplaats01] woont is zij beperkt bereikbaar, waardoor het lastig is om gezagsbeslissingen aan de moeder voor te leggen en met haar te bespreken. Toen zij nog in Nederland woonde gaf zij ongezien toestemming voor alle zaken die de pleegmoeder ter beslissing voorlegde.
De Raad verzoekt de pleegmoeder te belasten met de voogdij. Zij is in staat het belang van [naam01] voorop te stellen bij de te nemen beslissingen. Bovendien is haar band met de moeder goed en heeft de moeder vertrouwen in de pleegmoeder.
Voor het geval de kinderrechter het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag afwijst, verzoekt de gecertificeerde instelling de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [naam01] voor de duur van acht maanden te verlengen. De gecertificeerde instelling vindt het in het belang van [naam01] dat hij bij de pleegouders kan blijven wonen. De moeder wil graag dat [naam01] naar [woonplaats01] komt en bij haar komt wonen. Zij weigert echter iedere vorm van hulpverlening. Ondanks dat [naam01] aangeeft dat hij zijn moeder mist, heeft de fysieke afstand tussen de moeder en [naam01] wel geleid tot enige vorm van rust. De vader verblijft in detentie. [naam01] en de vader hebben regelmatig belcontact en [naam01] heeft zijn vader een aantal keer bezocht. De vader vervult echter geen opvoedersrol en moet na afloop van zijn detentie Nederland verlaten.

De standpunten van de belanghebbenden

De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. Daarnaast is toegelicht dat op dit moment feitelijk sprake is van een gezagsvacuüm, omdat het door de afstand tot en beperkte bereikbaarheid van moeder moeilijk is om belangrijke zaken voor [naam01] te regelen.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. De moeder wil het gezag graag behouden. Zij heeft naar voren gebracht dat zij altijd haar best heeft gedaan voor [naam01] en ook in de toekomst in staat is [naam01] zelf op te voeden en te verzorgen, alsook beslissingen te nemen die in zijn belang zijn. De moeder vindt dat het verzoek op onjuistheden is gebaseerd. Zij vindt zichzelf niet getraumatiseerd of kwetsbaar, zij heeft de juiste mentale vaardigheden om [naam01] te verzorgen. Zij wenst dat Robert in [woonplaats01] komt wonen, zodat zij hem kan opvoeden volgens de christelijke religie en de [x] cultuur, taal, tradities en waarden. Daarnaast wil de moeder een voorbeeld zijn voor [naam01] als het gaat om werken en studeren. Zij is op dit moment druk aan het solliciteren en heeft zicht op werk. De moeder geeft aan dat [naam01] door tussenkomst van de hulpverlening in de war wordt gebracht en wordt belast met zaken waarmee hij zich niet bezig zou moeten hoeven houden, zoals de plek waar hij moet wonen of wie het gezag over hem moet hebben. Aldus is de moeder van mening dat geen sprake is van een ontwikkelingsbedreiging van [naam01] en dat het in zijn belang is dat de moeder het gezag behoudt. De moeder verzoekt de kinderrechter dan ook om de verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen.
De pleegmoeder heeft ter zitting verteld dat het goed gaat met [naam01] en dat het voor hem belangrijk is om bij de pleegouders te blijven wonen. Als hij ouder is kan hij zelf bepalen of hij in Nederland of in [woonplaats01] gaat wonen. [naam01] heeft op dit moment niets in [woonplaats01] , hij spreekt de taal niet en het is momenteel niet veilig in [woonplaats01] . De pleegmoeder wenst te benadrukken dat zij bereid is het gezag over [naam01] over te nemen, maar dat zij zichzelf altijd als de tante van [naam01] zal blijven beschouwen. Zij wil op geen enkele manier de plek van de moeder innemen. De moeder zal altijd de belangrijkste persoon blijven in het leven van [naam01] .

De beoordeling van de rechtbank

De rechtbank kan op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien (a.) een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of (b.) de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de moeder de afgelopen jaren niet in staat was de verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding te dragen, waardoor het opgroeiperspectief niet meer bij haar ligt. De moeder accepteert geen hulpverlening en verblijft in [woonplaats01] , waar zij op dit moment geen stabiel bestaan leidt. De kinderrechter heeft geen aanwijzingen dat hier op korte termijn verandering in zal komen, waardoor een terugplaatsing van [naam01] bij de moeder binnen een afzienbare tijd niet mogelijk zal zijn. De kinderrechter constateert dat de aanvaardbare termijn is verstreken. Het perspectief van [naam01] ligt in het pleeggezin. De kinderrechter ziet dat [naam01] daar op zijn plek zit en dat de pleegouders kunnen aansluiten bij de behoeften van [naam01] . Het is in het belang van [naam01] dat belangrijke beslissingen over hem onbelast genomen kunnen worden, onafhankelijk van de beschikbaarheid van de moeder. Daarnaast is het belangrijk voor [naam01] en het systeem om hem heen dat er duidelijkheid komt over zijn opgroeiomgeving. Zolang de moeder het gezag behoudt, zal zij hem bewust dan wel onbewust in een loyaliteitsconflict brengen. De moeder verwacht nog steeds dat [naam01] , zoals ook ter zitting te sprake is gekomen, naar [woonplaats01] zal verhuizen. Met het uitspreken van deze verwachting belast de moeder [naam01] . [naam01] moet zich niet schuldig hoeven te voelen over het feit dat hij bij de pleegouders verblijft. De kinderrechter begrijpt dat het beëindigen van het gezag van de moeder een ingrijpende maatregel is, maar vindt dit gelet op het bovenstaande wel in het belang van [naam01] . De kinderrechter zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder daarom toewijzen.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [naam01] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd(es) over hem te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank dat de pleegmoeder (samen met de pleegvader) de dagelijkse zorg voor [naam01] draagt en in staat wordt geacht de juiste beslissingen te nemen die in het belang van [naam01] zijn. Bovendien heeft de pleegmoeder een goede band met de moeder. Daardoor heeft de kinderrechter, evenals de Raad en de gecertificeerde instelling, het vertrouwen dat het contact tussen [naam01] en de moeder (en de vader) behouden blijft. De kinderrechter zal daarom de pleegmoeder als voogdes benoemen.
Uit de toewijzing van het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder volgt dat de beoordeling van het verzoek van de gecertificeerde instelling achterwege kan blijven. Het verzoek tot verlenging van de kinderbeschermingsmaatregelen is immers niet meer voor toewijzing vatbaar. De kinderrechter wijst dat verzoek dan ook af.

Beslissing

De rechtbank:
in de zaak met nummer C/09/652263 / FA RK 23-5868:
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder:
- [naam02] , geboren op [geboortedatum02] 1973 te [geboorteplaats02] ( [geboorteland] ),
over de minderjarige:
- [naam01] , geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] ,
benoemt tot voogdes over voormelde minderjarige:
- [naam03] , geboren op [geboortedatum03] 1974 te [geboorteplaats02] ( [geboorteland] );
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
en in de zaak met nummer C/09/650600 / JE RK 23-1443:
wijst af het verzoek van de gecertificeerde instelling tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 12 september 2023 door mr. E.E. Schotte, in tegenwoordigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 september 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.