ECLI:NL:RBDHA:2023:14136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
22/6351
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing onttrekkingsvergunning Huisvestingsverordening Den Haag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van de Sociëteit De Besognekamer tegen het uitblijven van een tijdige beslissing op bezwaar en de afwijzing van haar aanvraag om een onttrekkingsvergunning. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag afgewezen op 9 maart 2022, en het bezwaar daartegen werd bij besluit van 22 december 2022 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft op 24 augustus 2023 de zaak behandeld. Eiseres, gevestigd in Den Haag, wenst een ruimte te onttrekken aan de woonruimtevoorraad voor verhuur als kantoorruimte. De rechtbank oordeelt dat de vergunningsplicht uit de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 niet van toepassing is, omdat de ruimte geen zelfstandige woonruimte betreft. De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een onttrekkingsvergunning vereist is en dat de belangenafweging niet adequaat is uitgevoerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat verweerder de motiveringsgebreken heeft hersteld. Het beroep wegens het niet tijdig beslissen is niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres geen procesbelang meer heeft. Eiseres krijgt haar griffierecht en proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6351

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2023 in de zaak tussen

de vereniging de Sociëteit De Besognekamer, uit Den Haag, eiseres

(gemachtigde: mr. J.E. van der Holst),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: C.R. Kross).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres wegens het uitblijven van een tijdige beslissing op bezwaar. Gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beoordeelt de rechtbank in deze uitspraak ook het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een onttrekkingsvergunning.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag met het besluit van 9 maart 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven en heeft verweerder aan eiseres een dwangsom van € 1.442,- toegekend omdat niet tijdig is beslist op haar bezwaarschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] en [naam 2] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is gevestigd aan het [adres] [nummer 1], [nummer 2] en [nummer 3] in [plaats]. [adres] [nummer 2] is een ruimte op de tweede verdieping en de zolderverdieping van het pand. Deze ruimte werd tot 2018 gebruikt als dienstwoning voor de kastelein van de vereniging. Eiseres wil de ruimte verhuren als kantoorruimte. Ze heeft daarom een vergunning aangevraagd om de ruimte voor de duur van tien jaar te onttrekken aan de woonruimtevoorraad.
3. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat een onttrekkingsvergunning was vereist en zo ja, of verweerder afdoende gemotiveerd en op goede gronden tot afwijzing van de vergunningaanvraag heeft besloten.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. De vergunningsplicht uit de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (Huisvestingsverordening) [1] moet buiten toepassing blijven, omdat het niet gaat om een zelfstandige woonruimte. Bovendien valt de ruimte in het hogere segment (een WOZ-waarde van meer dan in ieder geval € 310.000,-) en daarvoor geldt geen vergunningsplicht, gelet op een uitspraak van deze rechtbank van 26 april 2022. [2]
Daarnaast is het bestreden besluit in strijd met het motiverings- en het zorgvuldigheidsbeginsel genomen, nu daarin niet is ingegaan op de bezwaargrond dat geen sprake is van zelfstandige woonruimte en de in bezwaar aangevoerde belangen niet (kenbaar) zijn afgewogen.
Tot slot heeft verweerder ten onrechte geen acht geslagen op de omstandigheden van dit concrete geval.
Wat zijn de regels?
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Beroep niet tijdig beslissen
6. Eiseres heeft beroep ingesteld, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar tegen de afgewezen onttrekkingsvergunning. Nu verweerder alsnog op het bezwaar heeft beslist en de verschuldigde dwangsom heeft toegekend, is het procesbelang van eiseres komen te vervallen. De rechtbank verklaart het beroep in zoverre niet-ontvankelijk.
Motivering bestreden besluit
7. De rechtbank komt tot het oordeel dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom een onttrekkingsvergunning is vereist en hoe hij de betrokken belangen heeft afgewogen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is een onttrekkingsvergunning vereist?
8. Een onttrekkingsvergunning is vereist om een woonruimte te onttrekken aan de woonruimtevoorraad, als de woonruimte valt binnen een in een huisvestingsverordening aangewezen categorie. [3] De Huisvestingsverordening schrijft voor dat deze vergunningsplicht geldt in alle wijken van Den Haag voor alle zelfstandige woonruimten behorend tot een gebouw. [4]
9. Om de vraag te kunnen beantwoorden of in deze zaak een onttrekkingsvergunning vereist is, moet eerst worden vastgesteld of het gaat om een zelfstandige woonruimte. Een zelfstandige woonruimte heeft een eigen toegang en de bewoner kan die woonruimte bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning. [5]
9.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit niet is ingegaan op dat wat eiseres hierover in bezwaar naar voren heeft gebracht. Zo heeft eiseres aangevoerd dat de ruimte geen zelfstandige woonruimte is, omdat deze ruimte alleen te bereiken is via een trappenhuis met een open verbinding naar de garderobe, dat in dit trappenhuis haar (kostbare) kunststukken en meubels staan en dat de ruimte een vluchtroute is voor het naastgelegen verhuurde kantoor waarmee de ruimte is verbonden door een aan beide zijden te openen tussendeur. Verder heeft eiseres naar voren gebracht dat de ruimte niet als zelfstandige woonruimte kan worden gebruikt zonder in strijd te handelen met het bestemmingsplan “Parapluherziening (fiets)parkeren”. [6] Verweerder heeft deze argumenten in het bestreden besluit onbesproken gelaten. Het bestreden besluit kan daarom niet in stand blijven en moet worden vernietigd.
9.2.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat ervan wordt uitgegaan dat het hier om een zelfstandige woonruimte gaat, omdat er in het verleden daadwerkelijk is gewoond en de ruimte ook een eigen huisnummer heeft. In datgene wat eiseres in bezwaar naar voren heeft gebracht ziet verweerder geen aanleiding voor een andere conclusie, omdat eiseres deze stellingen niet met stukken heeft onderbouwd. Daarbij is dat wat eiseres heeft aangevoerd niet relevant voor de vraag of de woonruimte een eigen toegang heeft en of een bewoner niet afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woning.
9.3.
Volgens de rechtbank heeft verweerder met deze ter zitting gegeven toelichting deugdelijk gemotiveerd dat het hier gaat om een zelfstandige woonruimte. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de woonruimte geen eigen toegang heeft en/of dat de bewoner afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten de woning. Dat betekent dat het geconstateerde gebrek is hersteld.
9.4.
De vervolgvraag die dan rijst, is of er een vergunningsplicht geldt voor woonruimten in het hogere segment. De rechtbank sluit zich voor de beantwoording van die vraag aan bij dat wat hierover is overwogen in de uitspraak van deze rechtbank van 20 december 2022. [7] Hieruit volgt dat verweerder de vergunningplicht voor het hogere segment met de notitie “Schaarste aan woonruimte in Den Haag” [8] voldoende heeft onderbouwd. Gelet op de uiteenzetting in deze notitie is het aannemelijk dat, net zoals in Amsterdam, de woningmarkt in Den Haag verstopt raakt en doorstroming uit de goedkope woonruimte naar middeldure woonruimte noodzakelijk is, maar moeizaam gaat, doordat er schaarste is in alle prijssegmenten. Mensen die nu in een middeldure woning wonen, kunnen moeilijk doorstromen naar duurdere woonruimte, omdat ook daar het aanbod beperkt is en de prijzen hoog zijn. Dit effect werkt in Den Haag door in alle segmenten van de woningmarkt. Ten behoeve van het behoud van de woningvoorraad en de doorstroming binnen de markt is het aanwijzen van een vergunningplicht voor het gehele grondgebied, in alle prijssegmenten, dan ook noodzakelijk en geschikt voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte.
9.5.
Nu in de hele gemeente een vergunningplicht geldt voor het duurdere segment, geldt deze ook voor de woonruimte van eiseres.
Belangenafweging
10. De rechtbank stelt vast dat uit het bestreden besluit niet blijkt dat er een belangenafweging is gemaakt tussen het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad en het belang van eiseres bij onttrekking van de woonruimte. [9] Evenmin heeft verweerder afgewogen of het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad niet of niet voldoende kan worden gediend door het stellen van voorwaarden en voorschriften aan de vergunning. [10] De rechtbank oordeelt daarom dat verweerder het bestreden besluit ook op dit punt onvoldoende heeft gemotiveerd. Het bestreden besluit kan ook om die reden niet in stand blijven en moet worden vernietigd.
10.1.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij het algemeen belang van behoud van de woonruimtevoorraad, gelet op de grote schaarste op de woningmarkt in de gemeente, zwaarder laat wegen dan het louter financiële belang dat eiseres heeft om de woonruimte te mogen onttrekken. Ook bij een tijdelijke onttrekking voor de duur van tien jaar heeft volgens verweerder het algemeen belang, gelet op de woningschaarste, zwaarder te wegen dan het financiële belang van eiseres bij verhuur van de woonruimte als kantoor. Volgens de rechtbank heeft verweerder met deze ter zitting gegeven toelichting de belangenafweging deugdelijk gemotiveerd. Dat betekent dat ook dit geconstateerde gebrek is hersteld.
10.2.
Het belang van verweerder is erin gelegen om de woningvoorraad te behouden en de doorstroming binnen de markt te bevorderen, om op deze manier onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte te bestrijden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dit algemeen belang zwaarder mogen laten wegen dan het belang van eiseres, nu dit enkel financieel van aard is en niet met stukken is onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de weigering van de onttrekkingsvergunning niet onevenredig is, omdat het noodzakelijk en geschikt is om het doel te bereiken, zoals toegelicht in de onder punt 9.4 genoemde notitie.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep gericht tegen het bestreden besluit is gegrond, omdat het in strijd met artikel 7:12 van de Awb is genomen. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen. Nu verweerder de motiveringsgebreken heeft hersteld door ter zitting alsnog een deugdelijke motivering te geven, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
12. Het beroep wegens het niet tijdig beslissen op de bezwaren van eiseres is niet-ontvankelijk, omdat eiseres geen procesbelang meer heeft bij dit beroep.
13. Omdat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Om dezelfde reden krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Omdat eiseres terecht een beroep niet tijdig beslissen heeft ingediend, ziet de rechtbank ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten ten aanzien van dit beroep. De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het deelnemen aan de zitting van de rechtbank met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1, en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak over het niet tijdig nemen van een besluit van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep wegens het niet tijdig beslissen op de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 22 december 2022 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 22 december 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.092,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.P. Lindhout, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 september 2023.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Huisvestingswet 2014 (Huisvestingswet)

Artikel 2
1. De gemeenteraad maakt van zijn bevoegdheden op grond van deze wet slechts gebruik indien dat noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan woonruimte.
Artikel 21
1. Het is verboden om een woonruimte, behorend tot een met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening aangewezen categorie woonruimte en die gelegen is in een in de huisvestingsverordening aangewezen gebied, zonder vergunning van burgemeester en wethouders:
a. anders dan ten behoeve van de bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar aan de bestemming tot bewoning te onttrekken of onttrokken te houden;

Burgerlijk Wetboek (BW)

Artikel 7:234
Onder zelfstandige woning wordt verstaan de woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning.

Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (Huisvestingsverordening)

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Zelfstandige woonruimte: zoals omschreven in artikel 234 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 5:1 Woonruimten met een vergunningplicht voor onttrekking, omzetting of woningvorming
1. Artikel 21 van de Huisvestingswet 2014 is van toepassing op alle zelfstandige woonruimten behorend tot een gebouw gelegen in alle wijken van Den Haag.
Artikel 5:2 Vergunningplicht onttrekking, omzetting of woningvorming
De in artikel 5:1 genoemde woonruimten mogen niet zonder vergunning:
a. anders dan voor bewoning of het gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot (permanente) bewoning worden onttrokken;
Artikel 5:5 Weigeringsgronden onttrekking, omzetting of woningvorming
1. Een vergunning als bedoeld in artikel 5:1 kan worden geweigerd als:
a. naar het oordeel van burgemeester en wethouders het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het belang van de door aanvrager voorgestelde wijziging;
b. het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad niet of niet voldoende kan worden gediend door het stellen van voorwaarden en voorschriften aan de vergunning;

Voetnoten

1.Huisvestingsverordening Den Haag 2019, http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR625553/3.
2.Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:4110.
3.Artikel 21 van de Huisvestingswet 2014.
4.Artikel 5:1 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019.
5.Artikel 1:1 van de Huisvestingsverordening in samenhang met artikel 7:234 van het Burgerlijk Wetboek.
6.Bestemmingsplan “Parapluherziening (fiets)parkeren van 20 september 2018, NL.IMRO.0518.BP0330ZFietspark-50VA.
7.Rechtbank Den Haag, 20 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13745.
8.Notitie van 29 augustus 2022 “Schaarste aan woonruimte in Den Haag”, dat onderdeel uitmaakt van de “Woonvisie Den Haag 2022 (uitgave van september 2022; https://denhaag.raadsinformatie.nl).
9.Artikel 5:5, eerste lid onder a, van de Huisvestingsverordering Den Haag 2019.
10.Artikel 5:5, eerste lid onder b, van de Huisvestingsverordering Den Haag 2019.