6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft, toen hij een jonge puber was, seksuele handelingen verricht bij zijn jongere halfzusjes. Dit gebeurde bij hen thuis, waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen en waar de verdachte in de weekenden deel van het gezin uitmaakte. Dit handelen vormt een grove inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de meisjes. De feiten zijn ernstig en hebben bij de slachtoffers langdurige psychische problemen veroorzaakt. Zij hebben daar in hun dagelijks leven nog altijd last van. Dit blijkt ook uit de schriftelijke verklaringen die op de zitting zijn voorgelezen door de slachtoffers. De verdachte heeft bij dit alles niet stilgestaan en heeft zijn eigen behoeften en verlangens voorrang gegeven.
Door het hele gezin is eerst ingezet op behandeling van de verdachte bij De Waag. Hoewel de behandeling van de verdachte positief is afgesloten, heeft dat traject voor de slachtoffers niet de genoegdoening en afsluiting gebracht waarop zij hadden gehoopt. Mede daardoor is door de slachtoffers pas lange tijd na het plegen van de feiten aangifte gedaan.
De verdachte heeft op de zitting verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft daarbij getracht inzicht te bieden in en uitleg te geven over zijn daden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 24 juli 2023. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De verdachte is bij vonnis van [datum] veroordeeld voor soortgelijke feiten ( [nummer 2] ). De verdachte én de officier van justitie hebben echter hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, dat aldus nog niet onherroepelijk is. De rechtbank zal daarmee bij de strafoplegging dan ook geen rekening houden en zal ook artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht niet betrekken bij de bepaling van de omvang van de straf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank houdt rekening met het rapport d.d. 22 augustus 2023 dat Reclassering Nederland heeft opgesteld over de verdachte en met de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige mevrouw [naam] ter zitting is gegeven. Daar uit volgt, kort samengevat, het volgende.
De reclassering heeft een adviesrapportage uitgebracht in de eerder genoemde zaak die nog niet onherroepelijk is en heeft daarin een uitgebreid plan van aanpak voorgesteld. De rapportage van 22 augustus 2023 is alleen gericht op de verdenkingen in de onderhavige zaak. De verdachte heeft de behandeling bij De Waag jaren geleden afgerond. Daarna is het contact tussen de verdachte en het gezin jaren geleden alsnog verbroken. Verdachte heeft intussen als volwassene zijn leven opgebouwd. Hij heeft zijn achternaam in november 2022 veranderd van [verdachte] naar de achternaam van zijn stiefvader: [verdachte] .
Omdat de feiten oud zijn, is het lastig om nog een helder beeld te schetsen van de verdachte zoals hij destijds was. De reclassering baseert zich daarom voornamelijk op de rapportage van de behandeling bij De Waag, waarin de verdachte inzage heeft gegeven. Daarin staat dat de verdachte op jonge leeftijd uit nieuwsgierigheid is gekomen tot het seksueel grensoverschrijdende gedrag van destijds. Verdachte is gediagnosticeerd met ADHD en trekken van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis. Onduidelijk is of daar toen al sprake van was, en of zijn handelen daarmee in verband stond.
De reclassering ziet geen reden om te vermoeden dat sprake was van (gedeeltelijke) ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De verdachte heeft ook ten tijde van de bewezenverklaarde gedragingen het besef gehad dat wat hij deed, niet goed was. Hij heeft zich, mede onder druk van het gezin, vrijwillig onder behandeling laten stellen van De Waag en heeft zich ingezet voor het vinden van verklaringen voor de gebeurtenissen van toen. De inschatting van het recidiverisico op basis van het perspectief van heden, komt op matig tot hoog. Sinds oktober 2020 heeft de verdachte toezicht door de reclassering op vrijwillige basis.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen en een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering denkt dat verdiepingsdiagnostiek, zoals de officier van justitie heeft geopperd, nuttig zal kunnen zijn. De verdachte heeft zich bereid verklaard om daaraan mee te werken.
De rechtbank heeft niet de beschikking over het eindrapport van De Waag, waar de verdachte een behandeling heeft gevolgd die hij succesvol heeft afgesloten. De officier van justitie heeft opgemerkt dat de zaaksofficier wel inzage in het rapport heeft gehad en dat één van de doelen van de behandeling is geweest dat het niet nog een keer zou gebeuren.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank volgt de reclassering in de conclusie dat geen aanleiding bestaat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Redelijke termijn
De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden. In deze zaak is die termijn nadat de verdachte op 9 november 2021 werd aangehouden, met bijna zes maanden overschreden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, die deze overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen.
De rechtbank heeft deze overschrijding in strafmatigende zin meegewogen, zoals hieronder wordt uitgelegd.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. De rechtbank neemt als strafverlagend in aanmerking dat de verdachte twee jaar therapie bij De Waag heeft gevolgd. De rechtbank neemt voorts als positief in aanmerking dat de verdachte nu al vrijwillig meewerkt aan begeleiding van de reclassering en daar ook na dit vonnis aan wil blijven meewerken en bovendien bereid is aan verdiepingsdiagnostiek mee te werken. Desalniettemin en hoewel is geadviseerd geen bijzondere voorwaarden vast te stellen, is de rechtbank gezien hetgeen op de zitting naar voren is gekomen omtrent de persoon van de verdachte, met de officier van justitie van oordeel dat bijzondere voorwaarden nodig en passend zijn om de verdere begeleiding van de verdachte en het uitvoeren van verdiepingsdiagnostiek zeker te stellen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat naast een voorwaardelijke straf ook een onvoorwaardelijk strafdeel passend en geboden is gezien de ernst van de feiten, het leed dat de jonge slachtoffers is aangedaan.
De rechtbank vindt dat de hierboven besproken omstandigheden in evenwichtige mate in de eis van de officier van justitie tot uitdrukking zijn gebracht. De rechtbank zal die eis dan ook volgen en een jeugddetentie opleggen van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geëist, en daarnaast een werkstraf opleggen van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
Dadelijke uitvoerbaarheidDe officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van het toezicht en de voorwaarden gevorderd. In verband daarmee overweegt de rechtbank dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten seksueel binnendringen bij een kind. Gelet op de kans op recidive en de overige informatie omtrent de persoon van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.